De “Disclosure” verordening treedt op 10 maart 2021 in werking

Het gros van de bepalingen van Verordening (EU) 2019/2088 van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (SFDR) treedt in werking op 10 maart 2021. De SFDR legt aan actoren actief in de financiële markten een reeks verplichtingen op om duurzaamheidsrisico’s te identificeren en om informatie over duurzaamheid bekend te maken. Ze zal toepassing vinden op deze actoren en op producten die als “duurzaam” worden voorgesteld, maar ook, zij het in mindere mate, op traditionele financiële producten. Vanaf 1 januari 2022 zouden technische reguleringsnormen moeten gelden die de vereisten van de SFDR verder specificeren. Tussen 10 maart 2021 en 1 januari 2022, zullen de vereisten van de SFDR moeten worden nageleefd in overeenstemming met de algemene beginselen van de SFDR.

Toepassingsgebied

De SFDR vindt toepassing op alle “financiële adviseurs” en op “financiëlemarktdeelnemers”. Die laatsten zijn voornamelijk kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die vermogensbeheer aanbieden, verzekeringsmaatschappijen die op verzekeringen gebaseerde beleggingsproducten aanbieden, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en fondsenbeheerders van ICB’s en AICB’s).

Doelstelling van de SFDR

De SFDR brengt financiële actoren en adviseurs ertoe om betrouwbare informatie te publiceren over de vraag of en hoe ze bij hun investeringen rekening houden met:

  • duurzaamheidsrisico’s – dit zijn omstandigheden op het vlak van milieu, sociale omstandigheden of governance (ESG) die de waarde van een investering negatief kunnen beïnvloeden (financieel risico); en
  • negatieve duurzaamheidsimpact – dit zijn de risico’s op middellange of lange termijn van een investering die een negatieve invloed hebben op de sociale of natuurlijke omgeving (niet-financiële risico’s).

Voornaamste verplichtingen van financiële actoren en adviseurs

De SFDR verplicht financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs ertoe om hun beleid inzake het beheer van duurzaamheidsrisico’s te publiceren op hun website (artikel 3). Ze moeten verder ook informatie publiceren over hoe deze risico’s geïntegreerd zijn in hun remuneratiebeleid (artikel 5).

Verder zullen financiële actoren en adviseurs op hun website verslag moeten doen over hun due diligence-beleid in verband met de voornaamste negatieve invloeden van beleggingsbeslissingen (of ‑advies) op duurzaamheidheidsfactoren of ten minste waarom ze deze negatieve invloeden niet in aanmerking nemen (comply or explain). De actoren of adviseurs die deel uitmaken van een groep met meer dan 500 werknemers (de significante actoren) zullen vanaf 30 juni 2020 in elk geval hun due diligence-beleid moeten omschrijven.

Financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs zullen in hun precontractuele documentatie (KID, prospectus, enz.) moeten uitleggen op welke wijze ze duurzaamheidsrisico’s overwegen in hun beleggingsbeslissingen of ‑advies en welke impact deze risico’s wellicht zullen hebben op de prestaties van een product (artikel 6). Indien ze inschatten dat de duurzaamheidsrisico’s niet pertinent zijn, moeten ze de redenen voor deze inschatting duidelijk uiteenzetten (comply or explain).

De significante actoren en alle financiële actoren en adviseurs die verklaren dat ze de ongunstige effecten van hun investeringen op duurzaamheidsfactoren in aanmerking nemen, moeten voor ieder product dat ze verhandelen duidelijk uitleggen of en hoe het concrete product rekening houdt met ongunstige effecten (artikel 7.1).

Voornaamste verplichtingen verbonden aan producten

De SFDR beoogt drie categorieën van beleggingsproducten:

  • producten die, zonder een specifieke duurzaamheidsdoelstelling, ecologische of sociale kwaliteiten (ESG) promoten, moeten duidelijk bepalen hoe deze kenmerken worden vervuld (artikel 8),
  • producten die een “duurzame belegging” beogen (zoals gedefinieerd in artikel 2, 17°), zijn onderworpen aan bepaalde bekendmakingsvereisten om vergelijking van deze producten te faciliteren (artikel 9), en
  • in het algemeen, is elk product of advies onderworpen aan een precontractuele informatieverplichting, ongeacht of het product of de dienst als duurzaam wordt aangemerkt (artikel 6).

Voor beleggingsproducten die, onder meer, ESG-kenmerken promoten, moet de precontractuele informatie bepalen hoe aan deze ESG-kwaliteiten wordt voldaan en, indien een referentie-index wordt aangewezen, waarom deze index geschikt is. Verder moeten ze in hun periodieke verslagen beschrijven in welke mate de ESG-kenmerken werden gerealiseerd.

Voor beleggingsproducten die een “duurzame belegging” beogen, moeten financiële actoren en adviseurs in de precontractuele documenten uiteenzetten hoe deze doelstelling moet worden bereikt, hetzij door aan te geven hoe de geselecteerde referentie-index op deze doelstelling is afgestemd, hetzij – wanneer een verlaging van de koolstofemissies de doelstelling is – door aan te geven of deze in overeenstemming is met de doelstellingen van het "Klimaatakkoord van Parijs" (zolang er geen Europese referentie-index voor klimaattransitie of op het Klimaatakkoord van Parijs afgestemde index bestaat). In periodieke verslagen moet de totale duurzaamheidsimpact van het financiële product worden bepaald. Als er een benchmarkindex bestaat, zal de financiële deelnemer ook de prestaties van deze index moeten vergelijken met een andere, bredere marktindex.

Inwerkingtreding en RTS

De SFDR zal grotendeels toepassing vinden vanaf 10 maart 2021. De verplichtingen inzake periodieke rapportering van toepassing op beleggingsproducten die als “duurzaam” worden voorgesteld zullen echter pas gelden vanaf 1 januari 2022.

De verplichtingen uit de SFDR zullen worden uitgewerkt in technische reguleringsnormen (de RTS). De Europese toezichthoudende autoriteiten stelden ontwerp-RTS voor (Joint report on draft RTS). Het ontwerp stelt voor dat de normen zouden gelden vanaf 1 januari 2022.

De RTS zullen een helder en eenvormig kader vormen voor volgende voorschriften:

  • de bekendmaking van informatie met betrekking tot het voorschrift dat duurzame beleggingen geen significante schade veroorzaken, in overeenstemming met de bekendmaking van informatie over de negatieve impact van beleggingsbeslissingen of ‑advies – zo zullen de RTS bijvoorbeeld bepalen welke indicatoren in aanmerking moeten worden genomen voor de beoordeling en welke meting moet worden gebruikt (bv. tonnen geproduceerd gevaarlijk afval / geïnvesteerde miljoenen euro);
  • de bekendmaking op de website van het due diligence-beleid om de negatieve impact van beslissingen of advies in aanmerking te nemen;
  • de precontractuele informatie over producten met ecologische of sociale kwaliteiten – een model is voorzien in de RTS;
  • de precontractuele informatie over producten waarvoor een referentie-index is gekozen – ook hiervoor is een model opgenomen in de RTS;
  • de informatie gepubliceerd op de website, die de ecologische of sociale kwaliteiten of de duurzame doelstelling van elk product beschrijft; en
  • de informatie over de naleving van ecologische of sociale doelstellingen die in periodieke verslagen moeten worden opgenomen.

In de tussentijd zullen financiële actoren en adviseurs voor deze punten moeten voldoen aan de algemene verplichtingen die door de SFDR worden opgelegd. Zij kunnen echter nu al vrijwillig de RTS in hun huidige vorm toepassen. Dat is wat de Europese autoriteiten voorstellen in een verklaring van 25 februari 2021 (Joint supervisory statement). In deze verklaring wordt ook de datum van inwerkingtreding van elke bepaling vermeld.

Lopende herziening van sectorale reglementering

De meeste sectorale reglementeringen (inclusief de MiFID II, NFRD, AIFMD en UCITS) worden momenteel herzien met het oog op een betere incorporatie van duurzaamheidsrisico’s en duurzaamheidsdoelstellingen. Deze herziening vindt plaats parallel met de invoering van de SFDR en de Taxonomie-verordening. Een samenhangend geheel zal er pas over enkele jaren zijn.

Jean-Marc Gollier
Simon Flament