Recent werd een wetsvoorstel ingediend om het wettelijk kader van de persoonlijke zekerheidsrechten op te frissen. Het wetsvoorstel kadert in de bredere hervorming van het Burgerlijke Wetboek en vormt het eerste deel van boek 9 “Zekerheden”. Het voorstel werd geschreven door de recent overleden professor Eric Dirix, één van de geestelijke vaders van het nieuwe Burgerlijke Recht en een titaan van het zekerhedenrecht. In een latere beweging volgen nog de titels over pandrecht, hypotheek, eigendomsvoorbehoud, retentierecht en voorrechten. Het voorstel dient uiteraard nog het wetgevende proces te doorlopen en is bijgevolg onderhevig aan wijzigingen.
Hieronder vatten we alvast vijf krachtlijnen van dit wetsvoorstel samen.
Codificatie van bestaande rechtsfiguren
De borgtocht is vandaag de enige persoonlijke zekerheid die een bijzonder wettelijk kader heeft in het oud Burgerlijk Wetboek (titel XIV, artikelen 2011 tot en met 2043octies). In de praktijk zijn er echter veel meer vormen van persoonlijke zekerheden, zoals garanties, patronaatsverklaringen en de hoofdelijkheid als zekerheid. Rechtspraak en rechtsleer erkenden deze figuren al langer, maar met het nieuwe voorstel volgen nu ook een codificatie en een wettelijke basis. Het voorstel kiest daarbij in zeer grote mate voor continuïteit: de bedoeling is duidelijk om een grote beoordelingsvrijheid te laten aan de rechtspraktijk zonder een fundamentele breuk te veroorzaken met het verleden. Dit is in lijn met de functionele en pragmatische rol van het zekerhedenrecht die deel vormt van de intellectuele nalatenschap van Eric Dirix.
Focus op contractsvrijheid
In een stijl die ondertussen vertrouwd aanvoelt, kiest het voorstel opnieuw voor een zo groot mogelijke contractsvrijheid en worden de nieuwe bepalingen in zeer grote mate van aanvullend recht gemaakt. In tegenstelling tot een pand of hypotheek, vormt de persoonlijke zekerheid immers geen uitzondering op de gelijkheid onder de schuldeisers. Een inmenging in de contractuele vrijheid van partijen is dan ook moeilijker te verantwoorden. De belangrijkste uitzondering hierop zijn de bepalingen over de persoonlijke zekerheid gesteld door een consument (zie hieronder).
De borgtocht opgefrist
De “accessoire persoonlijke zekerheid” (lees: de zekerheid die afhangt van een hoofdverbintenis) krijgt een opfrissing, maar opnieuw zonder het rechtsverkeer door elkaar te schudden. De huidige regels worden in grote mate overgenomen. Toch zijn er ook daar enkele nieuwigheden. Zo wordt het vermoeden ingevoerd dat een persoonlijke zekerheidsstelling een borgtocht is. De handige praktijkjurist die eerder wel eens goochelde met termen als een “borgtocht op eerste verzoek” of een “autonome borgtocht” om in het midden te laten of het om een borgtocht of een autonome garantie gaat, zal in de toekomst kleur moeten bekennen. De benaming van het contract is weliswaar niet doorslaggevend, maar bij twijfel moet de rechter opteren voor de borgtocht die voor de zekerheidssteller gunstiger is (waardoor bijvoorbeeld de excepties uit de valutaverhouding tegenwerpelijk kunnen worden in de verhouding tussen de borg en de schuldeiser). Daarnaast wordt ook de geldigheid van de borgtocht voor “alle sommen” erkend, zij het onder een nieuwe naam, namelijk “borgtocht voor alle schuldvorderingen”. Verder wordt het subsidiariteitsbeginsel van de borg verder gepreciseerd. Er wordt verduidelijkt dat de schuldeiser de hoofdschuldenaar vooraf in gebreke moet stellen en dat de borg hiervan op de hoogte moet worden gesteld. Ten slotte wordt ook het verhaalsrecht van de borg na betaling geherformuleerd. Onder het huidige recht beschikt de borg zowel over een eigen verhaalsrecht, als over een subrogatoir verhaalsrecht. In het wetsvoorstel geldt het subrogatoir verhaalsrecht als een zekerheidsmechanisme voor het eigen verhaalsrecht van de borg.
Autonome persoonlijke zekerheid
De garantie krijgt een wettelijke grondslag in hoofdstuk 3 “autonome persoonlijke zekerheid”. Hierbij zijn twee bepalingen van bijzonder belang. Ten eerste bepaalt het voorstel dat de garant na betaling een subrogatoir verhaalsrecht heeft ten aanzien van de opdrachtgever (in tegenstelling tot wat vandaag soms wordt aangenomen in de praktijk). Ten tweede wordt vastgesteld dat de garantie een persoonlijk recht is dat bijgevolg niet overdraagbaar is (ter bevestiging van wat vandaag wordt aangenomen in de praktijk).
Persoonlijke zekerheid gesteld door een consument
De bepalingen over de persoonlijke zekerheden verleend door consumenten (hoofdstuk 4) vervangt de huidige regeling van “kosteloze borgstelling”. Hoewel de bestaande bepalingen grotendeels worden overgenomen, wordt de bescherming voor de consument verder aangescherpt. Zo wordt bijvoorbeeld verduidelijkt dat een consument geen autonome garantie kan stellen. Daarnaast wordt een precontractuele informatieplicht ingeschreven. Toch zoekt het wetsvoorstel ook naar een evenwicht. Zo wordt bijvoorbeeld de vermelding “met de hand geschreven” verwijderd uit de bepalingen die de vereisten van de overeenkomst regelt (al is dit onverminderd de regels van boek 8 (bewijs)).