In een arrest van 16 april 2015 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een éénmalige verstrekking van onjuiste informatie door een onderneming aan een consument een misleidende handelspraktijk in de zin van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken kan opleveren, ook al had die verstrekking van informatie slechts betrekking op één consument.
Een kabelexploitant had aan een consument onjuiste informatie meegedeeld over de looptijd van zijn televisieabonnement. De consument had zich op die onjuiste informatie gebaseerd om het tijdstip te bepalen waarop hij zijn overeenkomst moest opzeggen. Daardoor moest hij gedurende een korte periode abonnementsgeld betalen aan twee verschillende operatoren.
Het Hof van Justitie sprak zich onder meer uit over de vraag of de verstrekking van onjuiste informatie aan één enkele consument kan worden aangemerkt als een misleidende handelspraktijk in de zin van de Richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten (hierna de "Richtlijn").
Het Hof van Justitie herinnert eraan dat de Richtlijn een bijzonder ruime materiële werkingssfeer heeft en beoogt een hoog niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen. De Richtlijn definieert een handelspraktijk als "iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar". Het enige criterium dat vooropgesteld wordt, is dat de praktijk van de handelaar rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een goed of dienst aan een consument. De Richtlijn is bovendien ook van toepassing op handelspraktijken die na de contractsluiting of gedurende de uitvoering daarvan plaatsvinden. Bijgevolg valt de informatieverstrekking door de klantendienst van een onderneming met betrekking tot een kabeltelevisieabonnement van een consument onder het begrip handelspraktijk in de zin van de Richtlijn.
Volgens het Hof beantwoordde de verkeerde informatie bovendien aan de criteria van een "misleidende handelspraktijk" in de zin van de Richtlijn. De consument heeft onjuiste informatie gekregen over de looptijd van zijn overeenkomst. Doordat hij zich baseerde op de verkeerde informatie die hij van de exploitant had gekregen, heeft de consument geen bewuste keuze kunnen maken, en heeft hij bovendien ook extra kosten gemaakt.
Het feit dat de gedraging van de exploitant slechts éénmalig was, en slechts één consument betrof, is volgens het Hof irrelevant. De Richtlijn en de erin vervatte definities bevatten geen aanwijzingen dat de gedraging van een onderneming herhaaldelijk moet plaatsvinden, of meer dan één consument moet treffen, om onder het toepassingsgebied van de Richtlijn te vallen. Bovendien zou een dergelijke interpretatie tot aanzienlijke nadelen kunnen leiden. Aangezien de Richtlijn voor de frequentie of het aantal getroffen consumenten geen drempelwaarden bevat bij overschrijding waarvan een gedraging binnen haar toepassingsgebied valt, zou dit tot rechtsonzekerheid leiden. Daarnaast zou de consument volgens het Hof in die hypothese moeten aantonen dat andere particulieren ook in hun belangen zijn geschaad door dezelfde aanbieder, ook al is dit bewijs in de praktijk heel moeilijk te leveren.
Ook de volgende elementen waren volgens het Hof irrelevant om te beoordelen of er sprake is van een misleidende handelspraktijk:
- het feit dat het om een materiële vergissing, en dus een niet-opzettelijke gedraging van de onderneming, ging;
- het feit dat de extra kosten voor de consument als gevolg van deze gedraging verwaarloosbaar waren; en
- het feit dat de consument zelf de juiste informatie kon verkrijgen uit verschillende andere bronnen.
Het Hof bevestigde ten slotte nog zijn eerdere rechtspraak (CHS Tour Services arrest, C-435/11) dat een handelspraktijk die voldoet aan alle in de Richtlijn vermelde criteria om te kunnen spreken van een "misleidende handelspraktijk", als oneerlijk en verboden wordt aangemerkt, zonder dat nog moet worden nagegaan of die praktijk ook in strijd is met de vereiste van professionele toewijding.