Personen die als daders of als medeplichtigen van bepaalde fiscale misdrijven werden veroordeeld, zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de ontdoken belasting. In een recent arrest bevestigde het Hof van Cassatie nu duidelijk zijn eerder ingenomen positie dat de hoofdelijke aansprakelijkheid ook geldt wanneer de strafrechter de feiten die het misdrijf opleveren bewezen verklaart, maar geen straf uitspreekt wegens verjaring van de strafvordering.
Draagwijdte van de hoofdelijke aansprakelijkheid
Het wetboek van inkomstenbelastingen 1992, het wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het wetboek diverse rechten en taksen bepalen dat personen die als daders of als medeplichtigen van bepaalde fiscale misdrijven werden veroordeeld, hoofdelijk gehouden zijn tot betaling van de ontdoken belasting. Het gaat bijvoorbeeld om veroordelingen omwille van overtreding met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden van bepalingen van voormelde wetboeken. De hoofdelijke aansprakelijkheid houdt in dat de fiscale administratie het volledige bedrag van de ontdoken belasting kan invorderen bij elke persoon die in de zaak door de strafrechter werd veroordeeld. Dat deze bepalingen verregaande gevolgen kunnen hebben, is duidelijk. Zo kan de belastingadministratie bijvoorbeeld iedere (tussen)persoon die is veroordeeld in een btw-carrousel aanspreken tot betaling van het volledige bedrag van de ontdoken belasting.
Ruime interpretatie van het begrip "veroordeling"
In een recente zaak betreffende deze hoofdelijke aansprakelijkheid inzake de inkomstenbelastingen voerde de verzoeker voor het Hof van Cassatie aan dat de hoofdelijke aansprakelijkheid niet geldt wanneer de strafrechter, wegens verjaring van de strafvordering, geen strafrechtelijke veroordeling uitspreekt, maar de feiten die het misdrijf opleveren bij de beoordeling van de burgerlijke vordering bewezen verklaart. Het Hof van Cassatie gaat hier, onzes inziens ten onrechte, niet mee akkoord en stelt dat onder "veroordeling" in deze context ook de beslissing wordt verstaan die "wegens de verjaring van de strafvordering, enkel de feiten bewezen verklaart die de misdrijven opleveren".
Dit arrest is op verschillende punten voor kritiek vatbaar, niet in het minst omdat de structuur en de bewoording van de wet er duidelijk op wijzen dat een strafrechtelijke veroordeling vereist is opdat de hoofdelijke aansprakelijkheid zou gelden. Het enkel bewezen verklaren van de feiten volstaat niet. De wet is duidelijk, en volgens vaststaande rechtspraak van het Hof van Cassatie behoeft een duidelijke wettekst geen interpretatie. Bovendien, zelfs indien men zou overgaan tot de interpretatie van de wet, valt duidelijk uit de parlementaire voorbereidingen af te leiden dat een strafrechtelijke veroordeling vereist is. Daarenboven geeft het Hof in zijn uitspraak een ruime interpretatie aan het begrip "veroordeling", terwijl volgens zijn eigen vaste rechtspraak fiscale en strafrechtelijke bepalingen strikt moeten worden geïnterpreteerd. Deze argumenten wijzen er o.i. op dat het arrest van het Hof contra legem is en als gevolg heeft dat het indruist tegen de Grondwet en het verbod om van zijn eigendom ontzet te worden anders dan tot algemeen nut, in de gevallen en op de wijze bij wet bepaald.
Is de beslissing van het Hof aanvechtbaar?
De persoon die zich in eenzelfde situatie bevindt als deze beschreven in het becommentarieerde arrest kan zich verzetten tegen deze hoofdelijke aansprakelijkheid door voor de rechter ten gronde in te roepen dat het becommentarieerde arrest de grondwet schendt, alsook het eerste protocol bij het EVRM.