Op 30 oktober jongstleden heeft de ministerraad een voorontwerp van wet goedgekeurd, dat het prudentieel toezichtskader van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moderniseert. Het voorontwerp werd voor advies overgemaakt aan de Raad van State. Het beoogt de omzetting in het Belgisch recht van de richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 ("Solvabiliteit II"), zoals gewijzigd door de richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 ("Omnibus II").
De toekomstige wet zou ten laatste op 1 januari 2016 in werking moeten treden om aan de richtlijn te voldoen.
De context
Voor de goedkeuring van de Solvabiliteit II-richtlijn was het prudentieel toezicht van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het resultaat van een samenspel van dertien richtlijnen. Dit stelsel, "Solvabiliteit I" genoemd, werd in essentie in Belgisch recht omgezet in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en in de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.
Op financieel vlak was het Solvabiliteit I-stelsel, op vrij beknopte manier, rond drie hoofdlijnen opgebouwd:
- de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moesten technische voorzieningen aanleggen, als weerslag van de verbintenissen van de verzekeraar ten aanzien van de verzekeringsnemer;
- het eigen vermogen moest een minimumdrempel behalen, de zogenaamde solvabiliteitsmarge; en
- de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waren ten slotte verplicht een waarborgfonds samen te stellen.
Het Solvabiliteit II-stelsel
Richtlijn 2009/138/EG van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf ("Solvabiliteit II") heeft dit stelsel grondig gewijzigd, naar het voorbeeld van "Bazel II" voor de banksector. De Solvabiliteit II-richtlijn heft de verschillende richtlijnen van het Solvabiliteit I-stelsel op en vervangt ze.
Het Solvabiliteit II-stelsel berust vooral op drie pijlers:
- de kwantitatieve eisen (de berekening van de technische voorzieningen en het eigen vermogen, alsook de regels voor de waardering van de activa);
- de kwalitatieve eisen (de interne opvolging van risico's); en
- de transparantie en de informatie ten aanzien van de toezichthouder en het publiek (de reporting).
De omzetting van de Solvabiliteit II-richtlijn moet voor 1 januari 2016 plaatsvinden. In de tussenperiode moesten de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, gedurende een lange voorbereidende fase, al verschillende QIS ("Quantitative Impact Studies") beantwoorden om het effect van de nieuwe regels op hun balans te kunnen meten. Daarenboven werd er in mogelijkheden tot vervroegde toepassing van het nieuwe stelsel voorzien, mits voorafgaande goedkeuring van de NBB.
Voorontwerp van wet
Een voorontwerp van wet op het statuut van en toezicht op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen werd door de ministerraad van 30 oktober 2015 goedgekeurd en aan de Raad van State overgemaakt voor advies. Het beoogt de omzetting van de regels van de Solvabiliteit II-richtlijn in Belgisch recht.
Sommige regels met betrekking tot de bescherming van de consument werden al omgezet in de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, terwijl in een wet houdende diverse bepalingen van 25 april 2015 regels met betrekking tot de governance van verzekeringsondernemingen werden opgenomen.
Wat de inhoud van dit voorontwerp betreft, heeft de wetgever geen gebruik gemaakt van de door de richtlijn voorziene mogelijkheid om de kleine ondernemingen vrij te stellen. Hij heeft er integendeel voor gekozen om in een toezicht aangepast aan de omvang en de geringe risico's van deze ondernemingen te voorzien.
Daarenboven voorziet het voorontwerp in de handhaving, in geval van vereffening van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming, van het voorrecht van de verzekerde op de dekkingswaarden van de technische voorzieningen, alsook van het subsidiaire voorrecht van de verzekerde op alle activa van de verzekeringsonderneming. De rang van dit laatste voorrecht werd evenwel verhoogd.
Voor het overige hebben de voornaamste nieuwigheden van dit voorontwerp betrekking op de bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden (onder andere governance en risicobeheer).
Algemene werkingsvoorwaarden
Elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming zal jaarlijks een beoordeling van haar eigen risico en solvabiliteit ("ORSA" – "Own risk and solvency assessment") moeten doen en de resultaten daarvan aan de NBB moeten doorsturen.
Reglementaire normen en verplichtingen
Het voorontwerp voert een belangrijke wijziging in op het vlak van de waardering van de activa van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met het beginsel van de waardering van alle activa et passiva (met inbegrip van de technische voorzieningen) aan hun marktwaarde of, in voorkomend geval, aan hun waarde bij overdracht.
Wat het eigen vermogen betreft, worden de begrippen solvabiliteitsmarge en waarborgfonds vervangen door de begrippen solvabiliteitskapitaalvereiste ("SCR" – "Solvency capital requirement") en minimumkapitaalvereiste ("MCR" – "Minimum capital requirement"). In het voorontwerp mag de solvabiliteitskapitaalvereiste, naar keuze van de onderneming, op basis van een standaardformule of op basis van een voorafgaand door de NBB goedgekeurd intern model van de onderneming berekend worden. Daarentegen mag voor de driemaandelijkse berekening van het minimumkapitaalvereiste tot 31 december 2017 enkel de standaardformule gebruikt worden. Na deze datum zullen de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ook beschikken over de mogelijkheid om gebruik te maken van een intern model.
Bovendien voorziet het voorontwerp, wat de beleggingen betreft, in de toepassing van het "prudent person"- beginsel. Het zet op die manier een streep onder het voorafgaand stelsel dat de aard en de quota van deze beleggingen regelde.
Herstelplan
Het voorontwerp verleent aan de NBB de mogelijkheid om bepaalde ondernemingen te verplichten om een herstelplan op te stellen dat kan worden uitgevoerd in geval van aanzienlijke verslechtering van haar financiële positie. In voorkomend geval zal dit plan aan haar goedkeuring onderworpen moeten worden.