"Per sender"-berekening van volumekortingen verenigbaar met discriminatieverbod

Spotlight
15 maart 2015

Het Hof van Justitie bevestigt in een prejudicieel arrest van 11 februari 2015 dat het zogenaamde "per sender"-prijsmodel van bpost verenigbaar is met het discriminatieverbod van artikel 12 van de Postale Richtlijn (97/67/EG).

Het "per sender"-model, dat door bpost in 2010 werd toegepast, bestond erin dat volumekortingen – waarvan het percentage stijgt in functie van het tijdens een referentieperiode gegenereerde zendvolume – werden berekend op basis van het door elke afzender individueel gegenereerde omzetcijfer en niet op basis van alle door een tussenpersoon (ook wel routeur genoemd) bij meerdere afzenders verzamelde poststukken. Deze volumekortingen beoogden de vraag naar postale diensten te stimuleren en afzenders te doen kiezen voor een postale en niet voor een elektronische bedeling van hun (commerciële) boodschappen. Het BIPT oordeelde in een besluit van 20 juli 2011 dat dit prijsmodel tussenpersonen en afzenders verschillend behandelt en daardoor strijdt met het discriminatieverbod van artikel 12 van de Postale Richtlijn.

In het kader van de door bpost opgestarte beroepsprocedure tegen het besluit van het BIPT, richtte het Hof van Beroep te Brussel een aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie met betrekking tot de precieze draagwijdte van het discriminatieverbod van artikel 12 (vierde en vijfde streepje) van de Postale Richtlijn.

Het Hof van Justitie besluit in zijn arrest van 11 februari 2015 (zaak C-340/13) dat de "per afzender"-berekening van volumekortingen geen inbreuk maakt op het discriminatieverbod. Het Hof oordeelt, onder verwijzing naar vaste rechtspraak van het Hof over de toepassing van het gelijkheidsbeginsel (dat deel uitmaakt van de fundamentele beginselen van het Unierecht), dat slechts sprake kan zijn van een schending van het discriminatieverbod indien, (1) afzenders en tussenpersonen zich in een vergelijkbare situatie bevinden op de markt voor postdistributie, en (2) geen enkel legitiem doel dat verschil in behandeling kan rechtvaardigen.

Het Hof van Justitie besluit dat afzenders en tussenpersonen zich met betrekking tot de legitieme doelstelling van volumekortingen niet in een vergelijkbare positie bevinden (behalve in de beperkte mate waarin de tussenpersonen zelf afzender zouden zijn). Het Hof van Justitie merkt op dat enkel afzenders de vraag naar postdiensten kunnen doen toenemen, aangezien de postzendingen enkel van hen afkomstig zijn. De activiteit van een tussenpersoon draagt echter, aldus het Hof, op zich niet bij tot de toename van het aan een postale operator toevertrouwde postvolume.

Het Hof stelt verder vast dat, wanneer de aan een tussenpersoon toegekende volumekortingen zouden worden berekend op basis van het totale postvolume dat de tussenpersoon bij meerdere afzenders verzamelt, de legitieme doelstelling van de toename van de vraag naar postdiensten gevaar zou lopen. Dit zou uiteindelijk zelfs een negatieve weerslag kunnen hebben op de totale vraag naar postdiensten en het financiële evenwicht van de postale operator. Het Hof van Justitie besluit dan ook dat afzenders en tussenpersonen zich in een verschillende situatie bevinden, en dat daarom het "per sender"-model het discriminatieverbod niet schendt.