Re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers: nieuwe regels

Spotlight
15 december 2016

Op 1 december 2016 traden twee koninklijke besluiten in werking over de re-integratie van langdurig arbeidsongeschikte werknemers. Een wetsontwerp "houdende diverse bepalingen over arbeidsrecht in het kader van arbeidsongeschiktheid", dat op 8 december 2016 werd aangenomen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, voorziet bovendien in een nieuwe wettelijke basis voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op grond van overmacht.

De belangrijkste nieuwigheden komen hieronder aan bod.

Invoering van een re-integratietraject

Bij koninklijk besluit van 28 oktober 2016 "tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers wat de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers betreft" (het "koninklijk besluit van 28 oktober 2016"), worden in het koninklijk besluit van 28 mei 2003 nieuwe bepalingen ingevoegd die voorzien in de invoering van een re-integratietraject ter bevordering van de re-integratie van werknemers die niet meer in staat zijn om, ofwel tijdelijk, ofwel definitief, het overeengekomen werk uit te voeren.

Het doel is om de arbeidsongeschikte werknemers een aangepast of een ander werk te verschaffen en dit, hetzij tijdelijk, in afwachting dat het tussen partijen overeengekomen werk kan worden hervat, hetzij definitief, als de werknemer het overeengekomen werk definitief niet meer kan uitoefenen.

De belangrijkste nieuwigheid is dat niet alleen de werknemer, zijn behandelend arts (indien de werknemer hiermee instemt) of de adviserend geneesheer van het ziekenfonds, maar ook de werkgever zelf, de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer kunnen vragen om het re-integratietraject op te starten.

Deze mogelijke proactieve maatregel van de werkgever is aan voorwaarden onderworpen. De werkgever kan de opstart van een re-integratietraject vragen ten vroegste vanaf 4 maanden na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer of vanaf het ogenblik waarop de werknemer hem een attest van zijn behandelend geneesheer heeft bezorgd waaruit de definitieve arbeidsongeschiktheid om het overeengekomen werk uit te voeren blijkt.

Volgend op een re-integratiebeoordeling, zal de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer een beslissing nemen over de mogelijkheid van de werknemer om al dan niet het overeengekomen werk op termijn te hervatten (eventueel mits aanpassing van de werkpost) en over de mogelijkheid van de werknemer om, voorlopig of definitief, aangepast of ander werk uit te voeren (eventueel mits aanpassing van de werkpost). Als deze beslissing van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voor de werknemer de mogelijkheid bepaalt om – hetzij in afwachting om het overeengekomen werk te hervatten, hetzij definitief – aangepast of ander werk te hervatten, zal de werkgever een re-integratieplan moeten opstellen dat concrete en gedetailleerde maatregelen bevat met het oog op de re-integratie van de betrokken werknemer. De werknemer kan zich voor de volledige duur van het re-integratietraject laten bijstaan door een werknemersvertegenwoordiger in het comité voor preventie en bescherming op het werk, of bij ontstentenis daarvan, door een vakbondsafgevaardigde naar keuze.

Dit koninklijk besluit van 28 oktober 2016 trad op 1 december 2016 in werking. Werknemers kunnen vanaf 1 januari 2017 een re-integratietraject starten, ongeacht de aanvangsdatum van hun arbeidsongeschiktheid. Werkgevers daarentegen kunnen een re-integratietraject starten vanaf 1 januari 2017 voor arbeidsongeschiktheden die vanaf 1 januari 2016 begonnen zijn, en pas vanaf 1 januari 2018 voor arbeidsongeschiktheden die vóór 1 januari 2016 begonnen zijn.

Daarnaast beoogt een tweede koninklijk besluit van 8 november 2016 "tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 wat de tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat de sociaalprofessionele re-integratie betreft" de bevordering van de sociaalprofessionele re-integratie van de gerechtigde die niet meer tewerkgesteld is of niet meer tewerkgesteld kan worden door zijn werkgever, door hem te begeleiden naar een functie bij een andere werkgever of in een andere bedrijfstak. In het bijzonder voorziet het koninklijk besluit in de opmaak van een eerste inschatting van de zogenaamde restcapaciteiten van de arbeidsongeschikte werknemer door de adviserend geneesheer bij het ziekenfonds, ten laatste twee maanden na de aangifte van de arbeidsongeschiktheid (tenzij de werknemer de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer reeds gevraagd heeft om een re-integratietraject op te starten overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 mei 2003). Dit koninklijk besluit, dat in zekere mate complementair is met het koninklijk besluit van 28 oktober 2016, trad eveneens op 1 december 2016 in werking.

Invoering van een re-integratiebeleid op collectief niveau

Het koninklijk besluit van 28 oktober 2016 bevordert voorts het collectief aspect van de invoering van een re-integratiebeleid in de onderneming. Voortaan zal de werkgever immers regelmatig en minstens één keer per jaar, het comité voor preventie en bescherming op het werk moeten raadplegen over de mogelijkheden op collectief niveau van aangepast of ander werk en de maatregelen voor de aanpassing van werkposten. De collectieve aspecten van de re-integratie worden éénmaal per jaar geëvalueerd en overlegd in het comité voor preventie en bescherming op het werk, op basis van een rapport van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.

Beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht

Naast de twee nieuwe voornoemde Koninklijke besluiten, werd op 16 november 2016 ook een wetsontwerp ingediend bij de Kamer "houdende diverse bepalingen over arbeidsrecht in het kader van arbeidsongeschiktheid", dat op 8 december 2016 werd aangenomen in de Kamer. Na bekrachtiging en afkondiging, zal deze wet in werking treden 10 dagen na publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

Naast de diverse wijzigingen die in een arbeidsrechtelijke context in een regeling voorzien voor de bijzondere situatie uit de RIZIV-wetgeving waarin de werknemer door de adviserend geneesheer van het ziekenfonds wordt toegelaten om tijdelijk en met instemming van de werkgever een aangepast of een ander werk te hervatten tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid, voert deze wet een nieuwe wettelijke basis in in de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht.

Een nieuwe artikel 34 bepaalt dat, in geval van een arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, waardoor het voor de werknemer definitief onmogelijk wordt om het overeengekomen werk uit te voeren, slechts een einde kan worden gemaakt aan de arbeidsovereenkomst wegens overmacht na een re-integratietraject voor de werknemer die definitief ongeschikt is om het overeengekomen werk uit te voeren.

De verschillende gevallen waarin het re-integratietraject als "definitief beëindigd" kan worden beschouwd, en de arbeidsovereenkomst dus op grond van overmacht kan worden beëindigd, zijn uiteengezet in het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers. Het geval waarin de werknemer niet instemt met het re-integratieplan opgesteld door de werkgever is één van de mogelijkheden.

Conclusie

Dankzij deze wettelijke en reglementaire nieuwigheden, beschikken werkgevers voortaan over de nodige middelen om de arbeidsongeschikte werknemers binnen hun onderneming te (proberen te) re-integreren.