Tax shift: daling RSZ-werkgeversbijdragen

Spotlight
15 maart 2016

De wet van 26 december 2015 houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht heeft de tax shift doorgevoerd. Het sociale luik van de tax shift beoogt de loonkosten te verlagen. Vanaf 1 april 2016 zullen de werkgeversbijdragen aan de RSZ stapsgewijs dalen tot 25% (vanaf 2018). Bij de daling van de RSZ-werkgeversbijdragen worden ook wijzigingen aan de structurele bijdrageverminderingen voor lage lonen en de doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen doorgevoerd.

Situering

Sinds 1996 hinkt ons land achterop op het vlak van loonkost ten opzichte van onze buurlanden Duitsland, Nederland en Frankrijk. De loonkosthandicap zorgt er, in het bijzonder in een eengemaakte Europese markt, voor dat bedrijven die actief zijn op Belgisch grondgebied zich in een concurrentieel zwakkere positie bevinden. Daarenboven worden ook directe buitenlandse investeringen afgeremd door de hoge loonkost.

Op 26 december 2015 werd de tax shift een feit met de wet houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht. Het sociale luik van de tax shift is er precies op gericht de loonhandicap aan te pakken. Concreet wordt de basiswerkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid stapsgewijs verlaagd tot 25% vanaf 1 januari 2018. Bij deze oefening worden ook wijzigingen aangebracht aan de structurele verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen voor lage lonen en de doelgroepvermindering voor de eerste aanwervingen. Op die manier wil men zowel het fenomeen van sociale dumping als dat van de werkloosheidsvallen vermijden.

Huidig regime

De sociale zekerheidsbijdragen ten laste van de werkgever bestaan uit een basiswerkgeversbijdrage, waartoe verschillende sectoren van de sociale zekerheid behoren, een loonmatigingsbijdrage en een aantal bijdragen met een specifieke bestemming, zoals het asbestfonds en de jaarlijkse vakantie voor arbeiders. De tax shift brengt veranderingen aan aan de basiswerkgeversbijdrage en de loonmatigingsbijdrage en wil de som van deze bijdragen verminderen tot 25%. Ook de structurele vermindering voor lage lonen en de doelgroepvermindering voor eerste aanwervingen zullen worden aangepast.

In het huidig regime, dat tot en met 31 maart 2016 blijft gelden, bedraagt de basiswerkgeversbijdrage 24,92% en bedraagt de loonmatigingsbijdrage 5,67% van 100% of 108% van het brutoloon, naargelang het om een bediende dan wel een arbeider gaat. De loonmatigingsbijdrage wordt zowel op het brutoloon, als op de werkgeversbijdrage berekend, waardoor deze in het totaal 7,48% bedraagt (5,67% + 0,0567 x 24,92%), verhoogd met 0,40% voor werknemers die onderworpen zijn aan de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie. De som van de huidige basiswerkgeversbijdrage en loonmatigingsbijdrage bedraagt bijgevolg 32,40% (24,92% + 5,67% + 0,0567 x 24,92% + 0,40%).

De structurele bijdragevermindering betreft een forfaitair bedrag van EUR 462,60 per kwartaal. Zowel voor hoge als lage lonen wordt deze vermindering uitgebreid met een supplement. Van een laag loon is er sprake wanneer het refertekwartaalloon lager is dan EUR 5.560,49.

Voor bepaalde categorieën van werknemers bestaat daarbovenop een doelgroepvermindering. Een dergelijke doelgroepvermindering bestaat onder andere voor de eerste vijf aanwervingen door een werkgever.

Stapsgewijze hervorming: van 1 april 2016 tot en met 31 december 2017

Vanaf 1 april 2016 daalt de basiswerkgeversbijdrage tot 22,65%. De loonmatigingsbijdrage blijft tijdens deze periode constant, wat leidt tot een som van 30,00% (22,65% + 5,67% + 0,0567 x 33,65% + 0,40%). Bovenop deze basiswerkgeversbijdrage en loonmatigingsbijdrage zal de werkgever nog enkele kleinere bijdragen met een specifieke bestemming moeten betalen (supra).

Vanaf 1 april 2016 wordt het bedrag van de structurele vermindering verlaagd tot EUR 438,00. Het toepassingsgebied van het supplement voor lage lonen wordt uitgebreid. Vanaf 1 april 2016 behoren lonen tot EUR 6.900,00 per kwartaal tot de categorie van lage lonen.

Ook het toepassingsgebied van de doelgroepvermindering voor eerste aanwervingen wordt uitgebreid. Vanaf 1 april 2016 zal ook op de zesde aanwerving een doelgroepvermindering van toepassing zijn.

Stapsgewijze hervorming: vanaf 1 januari 2018

Op 1 januari 2018 zal een tweede daling van de basiswerkgeversbijdrage worden doorgevoerd. Vanaf die datum bedraagt de basiswerkgeversbijdrage nog 19,88%. Ook de loonmatigingsbijdrage zal dalen tijdens deze tweede fase en bedraagt vanaf dan nog slechts 4,27%. Vanaf 2018 geldt geen verhoging van 0,40% meer voor werknemers die onderworpen zijn aan de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie. De som van deze twee bijdragen bereikt vanaf 1 januari 2018 de vooropgestelde 25% (19,88% + 4,27% + 0,0427 x 19,88%). Ook hier zal de werkgever nog een aantal kleinere bijdragen met een specifieke bestemming verschuldigd zijn.

De structurele vermindering wordt vanaf 1 januari 2018 afgeschaft. Voor de lage lonen blijft de vermindering echter wel nog van toepassing. Het toepassingsgebied van deze vermindering wordt vanaf 1 januari 2018 nog verder uitgebreid tot lonen tot EUR 8.850,00 per kwartaal. Vanaf 2019 wordt deze loongrens opnieuw verhoogd tot EUR 9.035,00 per kwartaal.

De stapsgewijze daling van de werkgeversbijdragen kan als volgt worden samengevat:

Conclusie

Het sociale luik van de tax shift zorgt voor een directe daling van de loonkost vanaf 1 april 2016. Desalniettemin valt het nog af te wachten of de globale tax shift de nodige eenduidigheid, verbetering van de concurrentiële positie van de ondernemingen en aantrekkelijkheid voor directe buitenlandse investeringen met zich mee zal brengen.