Arrest López Ribalda van het EHRM: camerabewaking op de werkplaats gerechtvaardigd

Heeft een werkgever het recht om camera's te installeren om zijn werknemers op het werk te controleren? Dit was de vraag die het EHRM moest beantwoorden in een zaak waarin een werkgever verschillende werknemers had ontslagen nadat hij op basis van camerabewakingsbeelden had vastgesteld dat zij een deel van zijn opbrengsten hadden gestolen. Hoewel het EHRM aanvankelijk van mening was dat het recht op privéleven van de werknemers door de camerabewaking werd geschonden, herzag de Grote Kamer dit eerste arrest en liet de camerabewaking in dit geval toe.

Context

In Spanje stelde de manager van een supermarkt discrepanties vast tussen het voorraadniveau en de verkoopcijfers van de supermarkt. In het kader van een intern onderzoek installeerde hij bewakingscamera's in de winkel, sommige zichtbaar en andere verborgen. De verborgen camera's waren op de kassa's gericht. Het personeel werd op de hoogte gebracht van de installatie van de zichtbare camera's maar niet van de verborgen camera's en er werd een bord geplaatst dat waarschuwde dat er camerabewaking was geïnstalleerd.

Tien dagen nadat de camera's waren geïnstalleerd, merkte de manager diefstal van producten op bij de kassa's, waarop hij 14 werknemers ontsloeg die zich schuldig gemaakt hadden aan diefstal. Een aantal van hen wendde zich tot de Spaanse rechtbanken en vervolgens tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ("EHRM") omdat zij van mening waren dat hun privéleven was geschonden door de camerabewaking.

Eerste arrest van het EHRM: schending van het recht op privéleven

In zijn arrest van 9 januari 2018 oordeelde het EHRM dat er een schending was van het recht op privéleven van de ontslagen werknemers. Volgens het EHRM was de camerabewaking zeer verregaand (niet beperkt in de tijd, gericht op alle werknemers die aan de kassa's werkten, permanente camerabewaking) en was er geen voorafgaande informatie aan de werknemers gegeven.

De Spaanse regering was het niet eens met deze beslissing en verzocht om de verwijzing van de zaak naar de Grote Kamer, die ze heeft bekomen. Een dergelijke verwijzing is alleen mogelijk wanneer wordt geoordeeld dat de zaak ernstige vragen doet rijzen in verband met de toepassing of interpretatie van het verdrag of wanneer het gaat om een ernstige kwestie van algemeen belang.

Beslissing van de Grote Kamer: geen schending van het recht op privéleven

De Grote Kamer heeft op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan. Ditmaal aanvaardde een meerderheid (14 van de 17 rechters) van de Grote Kamer het standpunt van de Spaanse regering dat artikel 8 van het EVRM (recht op privéleven) niet werd geschonden.

In zijn arrest bevestigt het EHRM vooreerst dat het recht op privéleven in deze zaak van toepassing is. Vervolgens onderzoekt het EHRM of de Spaanse staat adequate en voldoende garanties heeft geboden om het recht op privéleven van de werknemers in dit geval te beschermen.

Het EHRM brengt in de eerste plaats de omstandigheden in herinnering waarin een werkgever camerabewaking kan instellen in herinnering. Het EHRM past naar analogie de criteria toe die zijn ontwikkeld in het Bărbulescu-arrest over de controle van onlinecommunicatie van werknemers (zie Eubelius Spotlights september 2017).

Het EHRM merkt op dat het Spaanse regelgevend kader een verplichting oplegt om de werknemers te informeren in geval van invoering van een camerabewakingssysteem, maar dat de werkgever zich in dit geval niet aan dit regelgevend kader heeft gehouden. Het EHRM is echter van mening dat de camerabewaking het privéleven van de werknemers niet heeft geschonden om de volgende redenen:

  • De camerabewaking was alleen gericht op kassa's, de enige plaats waar diefstal waarschijnlijk is;
  • De duur van de camerabewaking (10 dagen) was niet langer dan wat nodig was om de vermoedens van de diefstal te bevestigen;
  • De legitieme verwachtingen van de werknemers ten aanzien van hun privéleven waren  beperkt, omdat zij (als kassier) voortdurend in contact stonden met het publiek; en
  • De werknemers konden beroep instellen om aan te klagen dat zij niet op de hoogte waren gebracht van de camerabewaking.

Het EHRM oordeelt vervolgens dat het recht van de werknemers op een eerlijk proces niet is geschonden, hoewel het bewijs van de diefstal op onrechtmatige wijze was verkregen doordat de werknemers niet op de hoogte waren gesteld van de camerabewaking. Er waren namelijk andere bewijzen van de diefstal en de werknemers betwistten de authenticiteit van de beelden niet. Het EHRM geeft bijgevolg de Spaanse staat over de hele lijn gelijk.

Gevolgen voor de Belgische werkgevers?

Camerabewaking op de werkplaats is ook in België aan strikte regels onderworpen. Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 68 bevat de regels in deze materie. Camerabewaking is slechts toegelaten om bepaalde doelstellingen na te streven, ze moet evenredig zijn en er moet informatie gegeven worden aan de ondernemingsraad en de betrokken werknemers.

In zijn arrest in de zaak López Ribalda laat het EHRM de camerabewaking op de werkplaats toe, ook al waren de werknemers niet op de hoogte gebracht. Een soortgelijke zaak in België zou waarschijnlijk tot dezelfde conclusie hebben geleid op basis van de Antigoon-rechtspraak, die toelaat dat onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal toch wordt gebruikt, mits het recht op een eerlijk proces niet in het gedrang komt.

Om elke discussie te vermijden is het aangewezen dat de werkgever een transparant beleid inzake camerabewaking heeft.