Het belasten van economische activiteiten uitgeoefend op het grondgebied van een gemeente is sedert lang financieel aantrekkelijk. Bovendien kan een gemeente met dergelijke belasting ook bepaalde activiteiten ontmoedigen, zodat een belasting het gedrag kan sturen.
Veel gemeenten heffen sinds jaar en dag een belasting op drijfkracht, dit is een belasting op motoren in functie van hun kracht. Wat later dook het fenomeen van de bedrijfsbelasting op grond van bedrijfsoppervlakte op. Een nieuwe opkomende trend lijkt de gemeentelijke bedrijfsbelasting (mede) op basis van energieverbruik. De Vlaamse steden en gemeenten beginnen daar steeds vaker gebruik van te maken. Zo heeft bijvoorbeeld de gemeente Tielt een heffing op het elektriciteitsverbruik van bedrijven ingevoerd (die nog niet in werking is getreden). De stad Gent volgde met haar algemene bedrijfsbelasting die zowel gebaseerd is op het verbruik van verschillende energiebronnen als op het reeds in het verleden gebruikte criterium van de oppervlakte die bedrijven op haar grondgebied innemen. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat ook de Brusselse en/of de Waalse gemeenten (waar de belasting op drijfkracht is afgeschaft of zelfs in bepaalde mate verboden) op termijn zullen volgen.
Naast financiële overwegingen speelt bij de lokale overheden de wens om de belasting op drijfkracht door deze nieuwe belastingen te vervangen. De belasting op drijfkracht is immers niet langer aangepast aan de industriële sector en evenmin aan onze hedendaagse economie. De gemeenten willen dus een belasting invoeren die meer in overeenstemming is met de hedendaagse realiteit (alle bedrijven nemen immers oppervlakte in beslag en/of verbruiken energie). Bovendien willen de gemeenten een ecologisch doel nastreven (hoe meer elektriciteit wordt verbruikt, hoe hoger de belasting, wat een stimulans zou moeten zijn om het verbruik te verminderen, zo luidt de redenering). De bedoelingen achter deze belasting kunnen uiteraard lovenswaardig zijn, met name op ecologisch vlak. Het is echter evenzeer noodzakelijk dat een belasting in overeenstemming is met de wettelijke, grondwettelijke en Europese regels, zeker als men de financiële inzet ervan ziet: de belasting kan oplopen tot 1.000.000 EUR in Tielt, of zelfs 6.150.000 EUR in Gent.
Wij kunnen de ondernemingen, die met een dergelijke belasting geconfronteerd worden, aanraden om niet alleen de tegenstelbaarheid (bijvoorbeeld de regelmatigheid van de uitvaardiging en/of bekendmaking), maar ook de wettigheid ervan na te gaan (of zich daarbij te laten bijstaan), onder meer op volgende punten:
- De Europese regelgeving – De Europese wetgeving zet op strikte wijze de krijtlijnen uit waarbinnen bepaalde energiebronnen zoals elektriciteit of brandstof en hun gebruik mogen worden belast. Een gemeente moet zich dus aan de Europese wetgeving houden als ze van plan is om dit gebruik te belasten.
- Het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel – Het is verboden verschillende situaties gelijk te behandelen, of vergelijkbare situaties verschillend te behandelen, zonder dat daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Bij deze nieuwe belasting zijn de gevallen van discriminatie potentieel legio, zowel wat het toepassingsgebied van de belasting betreft, als inzake de vrijstellingen en de verschillende tarieven die van toepassing zijn.
- Het fiscaal legaliteitsbeginsel – Een belasting vormt een inmenging in het eigendomsrecht. In die inmenging moet niet alleen wettelijk voorzien zijn, maar de bepaling moet ook duidelijk, toegankelijk én vooral voorzienbaar zijn in haar toepassing. Zo kan men bijvoorbeeld twijfelen aan de nauwkeurigheid van de omschrijving van het toepassingsgebied van het belastingreglement of de voorzienbaarheid van de verplichtingen die het oplegt.
- Het recht op privéleven en de AVG/GDPR – Het recht op privéleven belangt alle ondernemingen aan (zowel rechtspersonen als natuurlijke personen), ook in hun relaties met de (gemeentelijke) fiscale administratie. In het kader van de bedrijfsbelasting zullen gevoelige gegevens worden doorgegeven. Te denken valt bijvoorbeeld aan data over het exacte energieverbruik, de gebruikte energiemix of de oppervlakte die de bedrijven voor bepaalde specifieke activiteiten benutten. De gemeente moet die dataverzameling daarom voldoende wettelijk omkaderen en waarborgen inbouwen tegen lekken en/of misbruiken. Bovendien moet deze dataverzameling ook in verhouding staan tot het doel dat met de belasting wordt nagestreefd. Voor de ondernemingen‑natuurlijke personen is het beschermingsniveau waarmee de lokale besturen rekening moeten houden omwille van de AVG/GDPR nog hoger.
Bovenstaande elementen zijn slechts enkele van de aspecten die door uw onderneming moeten worden geanalyseerd om te besluiten tot de (on)wettigheid van de belasting en de eventuele stappen om die desgevallend aan te vechten. Ter herinnering: een belastingreglement kan ofwel (rechtstreeks) aangevochten worden via een beroep tot nietigverklaring van het belastingreglement zelf voor de Raad van State (binnen een termijn van 60 dagen na publicatie van het reglement), ofwel (zijdelings) door een vordering tegen een aanslag voor een bepaald aanslagjaar via een bezwaarschrift, eventueel gevolgd door een procedure voor de rechtbank van eerste aanleg. Tegen de belastingreglementen van Tielt en Gent zijn momenteel beroepen tot nietigverklaring hangende bij de Raad van State. Niettegenstaande het bestaan van dergelijke beroepen kan het voor uw onderneming toch (procedureel) aangewezen zijn om bepaalde (bewarende) maatregelen te nemen om haar rechten te vrijwaren.
Wij stellen onze expertise binnen dit domein graag ter beschikking om u bij deze analyse bij te staan.