Op 1 maart 2016 heeft de Belgische Mededingingsautoriteit ("BMA") nieuwe clementierichtsnoeren aangenomen. De herziening van de richtsnoeren uit 2007 was noodzakelijk geworden door de invoering in Boek IV van het Wetboek van economisch recht van sancties ten aanzien van en vervolgingsimmuniteit voor natuurlijke personen. De nieuwe richtsnoeren houden ook rekening met de veranderingen die werden doorgevoerd in november 2012 in het zogenaamde Model Leniency Programme van het Europees mededingingsnetwerk (ECN), evenals met de ervaring die de BMA sinds 2007 heeft opgedaan.
De belangrijkste vernieuwing is de invoering van vervolgingsimmuniteit voor natuurlijke personen. In de vorige versie van de richtsnoeren was boetevermindering enkel voorzien voor ondernemingen.
De richtsnoeren bepalen dat natuurlijke personen enkel vervolgd en veroordeeld kunnen worden voor hun deelname aan een kartel – prijsafspraken, beperking van de productie en toewijzingen van markten – als een onderneming (of een ondernemingsvereniging) ook wordt vervolgd en veroordeeld voor dezelfde feiten.
Om te kunnen genieten van vervolgingsimmuniteit moet een natuurlijke persoon betrokken zijn (of zijn geweest) bij een kartel en bijdragen tot het bewijzen van het bestaan van dat kartel door de BMA informatie te geven die zij nog niet in haar bezit had of door het bestaan te erkennen van een met artikel IV.1 §4 van het Wetboek Economisch Recht strijdige praktijk.
Opmerkelijk is dat natuurlijke personen in aanmerking komen voor vervolgingsimmuniteit ongeacht de rang van hun clementieverzoek. Dit wijkt af van de regeling voor ondernemingen waarbij enkel de eerste onderneming die een clementieverzoek indient, kan genieten van volledige immuniteit.
Natuurlijke personen die in aanmerking komen voor vervolgingsimmuniteit kunnen hun verzoek indienen samen met een onderneming of op eigen initiatief, los van de vraag of de betrokken onderneming een clementieverzoek indient of niet.
Het feit dat een natuurlijke persoon een clementieverzoek heeft ingediend en voldoende informatie heeft aangereikt om van immuniteit te kunnen genieten, belet niet dat een onderneming volledige of gedeeltelijke boetevermindering kan krijgen.
De hier uiteengezette regels gelden onafhankelijk van de vraag of de onderneming die een clementieverzoek indient, de onderneming is in naam van wie de natuurlijke persoon die immuniteit aanvraagt, handelt of handelde.
De richtsnoeren moesten daarnaast ook worden aangepast om de wijzigingen van het zogenaamde Model Leniency Programme van 2012 te integreren. Dat programma beoogt een harmonisering van de clementieprogramma's van de nationale mededingingsautoriteiten van de Lidstaten van de Europese Unie. Voortaan zijn beknopte verzoeken om vrijstelling ontvankelijk voor elk clementieverzoek, ongeacht het type en de rang van ontvangst. Die vernieuwing vermindert de administratieve verplichtingen gekoppeld aan het indienen van een clementieverzoek, wanneer verschillende nationale mededingingsautoriteiten bevoegd zijn.
Tot slot werden de procedure en de verplichtingen voor ondernemingen die een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van geldboeten wensen te verkrijgen verder verduidelijkt. Daarenboven werden de vertrouwelijkheidsregels versterkt.