De programmawet van 1 juli 2016 voert een nieuw fiscaal en sociaal statuut in voor de deeleconomie. Het nieuwe statuut biedt onder strikte voorwaarden een aantrekkelijk en eenvoudig kader voor het verstrekken van diensten binnen de deeleconomie.
Met bekende boegbeelden als Uber en Airbnb wint de deeleconomie aan belang. Elektronische platforms brengen aanbieders en gebruikers van diensten samen en vormen een tussenschakel in de financiële transacties tussen beiden.
Met de programmawet van 1 juli 2016 wil de wetgever de inkomsten uit de deeleconomie uit de grijze zone halen en de sociale en fiscale behandeling van activiteiten in de deeleconomie uitdrukkelijk regelen.
Uit de parlementaire voorbereidingen blijkt dat de wetgever met dit initiatief de deeleconomie en het ondernemerschap ook op lange termijn wil ondersteunen. Er werd dan ook voorzien in een fiscaal en sociaal gunstregime, om een eenvoudig en aantrekkelijk kader te bieden voor de deeleconomie.
Toepassingsgebied van het gunstregime
Het toepassingsgebied van het fiscaal en sociaal gunstregime blijft uiterst beperkt, vermits het uitsluitend van toepassing is op diensten. Daarenboven werden onder andere de verhuur van roerende en onroerende goederen en de terbeschikkingstelling van kapitaal uitdrukkelijk uitgesloten uit het toepassingsgebied.
De toepassing van het gunstregime is onderworpen aan volgende strikte voorwaarden:
- De diensten houden geen verband met de zelfstandige beroepsactiviteit van de aanbieder,
- De diensten worden uitsluitend verleend aan particulieren,
- De diensten worden uitsluitend verleend via een erkend elektronisch platform of een elektronisch platform dat door de overheid wordt georganiseerd, en
- De vergoedingen voor de diensten worden enkel door (tussenkomst van) het elektronisch platform aan de aanbieder betaald of toegekend.
Bovendien is het gunstregime slechts van toepassing op voorwaarde dat het brutobedrag van de inkomsten uit de deeleconomie in het lopende belastbaar tijdperk of in het vorige belastbaar tijdperk de drempel van EUR 5.000 (voor aanslagjaar 2017) niet te boven gaat. De drempel voor 2016 wordt evenwel verlaagd naar EUR 2.500 omdat het nieuwe regime pas van kracht is sinds 1 juli 2016.
Belasting als diverse inkomsten en vrijstelling van BTW
Wanneer aan bovenstaande voorwaarden voldaan is, worden inkomsten uit activiteiten die zich binnen de deeleconomie situeren beschouwd als "diverse inkomsten". Deze inkomsten worden afzonderlijk belast aan een tarief van 20%, na aftrek van een forfaitair kostenpercentage van 50%. Er wordt met andere woorden een effectief tarief van 10% toegepast. Het is de bedoeling dat het elektronisch platform deze belasting inhoudt bij wijze van voorheffing en de inkomsten bovendien rapporteert op fiscale fiches. Deze voorheffing zou niet bevrijdend werken, zodat de inkomsten ook opgenomen moeten worden in de aangifte in de personenbelasting.
Bovendien wordt, onder bepaalde voorwaarden, geen btw geheven op deze bedragen en moeten de aanbieders nauwelijks btw-formaliteiten vervullen.
Uitsluiting uit het toepassingsgebied van het sociaal statuut der zelfstandigen
De programmawet van 1 juli 2016 wijzigt ook het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. Door de invoering van artikel 5ter zijn personen die inkomsten genereren binnen de deeleconomie, niet onderworpen aan het sociaal statuut der zelfstandigen wanneer aan bovenvermelde voorwaarden is voldaan. Bijgevolg worden op deze inkomsten geen sociale zekerheidsbijdragen betaald en hoeven aanbieders zich niet aan te sluiten als zelfstandige in hoofd- of bijberoep. Een aandeel van 25% van de eerder vermelde belasting wordt aangewend voor het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen.
Inkomsten uit de deeleconomie die de grens van EUR 5.000 overschrijden
Wanneer de inkomsten verkregen uit de deeleconomie de drempel van 5.000 EUR overschrijden tijdens het lopende of het vorige belastbaar tijdperk, is het fiscaal en sociaal gunstregime in principe niet van toepassing. In dat geval worden de inkomsten voor het volledige bedrag weerlegbaar vermoed beroepsinkomsten te zijn en wordt de aanbieder voor de gehele activiteit binnen de deeleconomie geacht onder het statuut van de zelfstandigen te vallen.
Hoe deze regeling zich in de praktijk zal verhouden tot onder andere de nieuwe verplichting voor zelfstandigen om zich aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen of bij de Nationale Hulpkas vóór aanvang van zijn beroepsactiviteit (zie Eubelius Spotlights september 2016) is nog onduidelijk. Voorzichtigheid is dan ook geboden indien men gebruik wil maken van dit nieuwe gunstregime.