Het eenheidsstatuut geconcretiseerd op het vlak van aanvullende pensioenen

Spotlight
15 juni 2014

Nadat de bestaande verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden op het vlak van opzeggingstermijnen en carenzdag geharmoniseerd werden, wordt de harmonisering nu verdergezet op het vlak van aanvullende pensioenen. Dit heeft geleid tot de wet van 5 mei 2014 die de geleidelijke opheffing van de bestaande verschillen in behandeling inzake aanvullende pensioenen regelt.

De wet van 5 mei 2014 voorziet een geleidelijke gelijkschakeling volgens een welbepaald tijdschema met drie afgebakende fasen per tijdvak waarin de tewerkstellingsperiodes hebben plaatsgevonden:

 

 Periode 1: geneutraliseerde periode

Deze periode dekt de tewerkstellingsperiodes die plaatsvinden tot en met 31 december 2014. Tot deze datum mogen de verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden blijven bestaan en worden ze door de nieuwe wetgeving als niet-discriminerend beschouwd, vandaar de benaming van een geneutraliseerde periode.


Periode 2: overgangsperiode/standstill

Van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2024 is er enerzijds sprake van een periode van standstill, en anderzijds, van een overgangsperiode.

Het is een periode van standstill omdat de wet de invoering verbiedt van nieuwe verschillen in behandeling door de invoering van een nieuw pensioenstelsel of door de wijziging van een bestaand pensioenstelsel. Een toename van de bestaande verschillen in behandeling is evenmin toegelaten. Er moet opgemerkt worden dat de werkgever de bestaande verschillen in behandeling mag handhaven, op voorwaarde dat hij een traject van harmonisering volgt. Dit betekent dat de werkgever gedurende heel deze periode blijk moet geven van een proactieve ingesteldheid met het oog op harmonisering.

Deze periode is een overgangsperiode omdat het de bedoeling is om geleidelijk de verschillen in behandeling te verminderen tot ze volledig opgeheven zijn. Tot 31 december 2022 zullen de sectoren voorrang hebben om sectorale akkoorden te sluiten. Als er geen collectieve arbeidsovereenkomsten worden neergelegd uiterlijk op 1 januari 2023, zal de Koning maatregelen kunnen nemen met het oog op de opheffing van de verschillen in behandeling en zullen de ondernemingen zich op hun beurt moeten inzetten met het oog op harmonisering.


Periode 3: Periode van uitsluiting van discriminatie

Vanaf 1 januari 2025 zullen alle verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen arbeiders en bedienden, voor arbeiders en bedienden die zich in een vergelijkbare situatie bevinden, als discriminerend beschouwd worden en dus verboden zijn. 1 januari 2025 is een echte cut-off date waarop het verbod om niet redelijk gerechtvaardigde verschillen in behandeling in te voeren inzake aanvullende pensioenen volledige uitwerking zal hebben.