In een arrest van 17 december 2012 oordeelde het hof van beroep te Gent dat een concurrentiebeding dat een partij het verbod oplegt om concurrerende activiteiten te ontwikkelen, en dit gedurende 17 jaar, nietig is. Zelfs wanneer partijen uitdrukkelijk bepalen dat clausules die de wettelijke beperkingen overschrijden, niet nietig zijn, maar van rechtswege worden gereduceerd tot het maximum dat wettelijk toegelaten is, is het een rechter niet toegelaten om het niet-concurrentiebeding te matigen, zo oordeelde het hof van beroep te Gent. In een arrest van 23 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het arrest van het hof van beroep te Gent en bevestigde het dat een rechter wel degelijk de bevoegdheid heeft om het concurrentiebeding te matigen.
Terwijl de grenzen van een concurrentiebeding in arbeidsovereenkomsten en handelsagentuurovereenkomsten wettelijk zijn bepaald, geldt dit niet voor andere overeenkomsten (zoals managementovereenkomsten, consultancy-overeenkomsten of overnameovereenkomsten). Maar zelfs bij gebrek aan specifieke wettelijke bepalingen, geldt dat een concurrentiebeding steeds beperkt moet zijn in tijd, in ruimte en wat betreft de activiteiten.
De richtsnoeren van de Europese Commissie met betrekking tot de zogenaamde nevenrestricties ("ancillary restraints") kunnen hier een houvast bieden. Deze bepalen dat een concurrentiebeding tot 3 jaar gerechtvaardigd is wanneer zowel know how als goodwill worden overgedragen, en tot 2 jaar wanneer enkel goodwill wordt overgedragen. De Europese Commissie legde ook specifieke criteria vast voor de beperking in de ruimte en wat betreft de beoogde activiteiten.
Een concurrentiebeding dat niet beperkt is in tijd, ruimte en wat betreft activiteiten, wordt geacht strijdig te zijn met de vrijheid van handel en nijverheid, zoals vastgelegd in het Decreet D'Allarde. Deze bepalingen werden recent geïntegreerd in artikelen II.3 en II.4 van het Wetboek Economisch Recht. De vrijheid van handel en nijverheid wordt geacht van openbare orde te zijn. Elke schending ervan leidt tot een absolute nietigheid.
Eerder besliste het Hof van Cassatie dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst, waarvan de beperkingen de wettelijke grenzen overschrijden, nietig is, zonder dat de rechter de mogelijkheid heeft om het beding te matigen. Het was evenwel niet duidelijk of het Hof van Cassatie deze houding ook innam ten aanzien van concurrentiebedingen die niet het voorwerp uitmaken van specifieke wetgeving.
In de zaak die aanleiding gaf tot het arrest van het Hof van Cassatie van 23 januari 2015, waren partijen akkoord gegaan met een concurrentiebeding waarbij de overdrager van een onderneming het verbod werd opgelegd om gedurende 17 jaar een concurrerende activiteit verder te zetten of te ontwikkelen. Het hof van beroep te Gent oordeelde dat deze duur "bijzonder lang" was en dat het beding daarom nietig was. Het Hof verduidelijkte nog dat deze nietigheid absoluut was, zodat een rechter niet kon overgaan tot de matiging ervan.
In zijn arrest van 23 januari 2015, vernietigde het Hof van Cassatie het arrest van het hof van beroep te Gent. Het Hof van Cassatie wees erop dat partijen uitdrukkelijk waren overeengekomen dat clausules die de wettelijke grenzen overschreden, niet nietig zijn, maar van rechtswege worden geacht begrensd te zijn tot het maximum dat wettelijk toegelaten is. Bijgevolg moet een rechter die moet oordelen over de geldigheid van een concurrentiebeding waarop geen specifieke wetgeving van toepassing is, deze clausule matigen tot het maximum dat wettelijk toegelaten is. Voorwaarde is uiteraard wel dat partijen deze mogelijkheid uitdrukkelijk in hun overeenkomst hebben opgenomen.