Interestvoet bij betalingsachterstand in handelstransacties

Spotlight
15 maart 2014

Op 23 januari 2014 werden twee mededelingen inzake de interestvoet in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd (p. 5765, nrs. 2014/03032 en 03033) . Door een wijziging van de Wet Betalingsachterstand op 22 november 2013 zullen gedurende een overgangsperiode van twee jaar twee verschillende interestvoeten van toepassing zijn, naargelang het gaat om een betaling in uitvoering van een overeenkomst gesloten vóór 16 maart 2013, dan wel in uitvoering van een overeenkomst gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013.

De Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties (hierna “Wet Betalingsachterstand”) voorziet in een bijzondere interestvoet voor transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties, die leiden tot het leveren van goederen, het verrichten van diensten of het ontwerp en de uitvoering van openbare werken en bouw- en civieltechnische werken tegen vergoeding.

Op 22 november 2013 werd deze wet gewijzigd. De wijziging strekte ertoe Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties om te zetten. Eén van de wijzigingen betrof de toepasselijke interestvoet. Het nieuwe artikel 5, tweede lid, bepaalt enerzijds dat de interestvoet de referentie-interestvoet is, vermeerderd met acht procentpunten en afgerond tot het hogere halve procentpunt, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Indien het een handelstransactie betreft tussen ondernemingen en overheidsinstanties, waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, is de interest de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten en afgerond tot het hogere halve procentpunt, ongeacht enige andersluidende overeenkomst tussen de partijen. Vóór de wetswijziging werd de interestvoet slechts verhoogd met zeven procentpunten.

Aangezien Richtlijn 2011/7/EU de lidstaten oplegt het nodige te doen om de bepalingen van de Richtlijn in werking te laten treden uiterlijk op 16 maart 2013, heeft de wetgever bepaald dat de wet van 22 november 2013 retroactief in werking treedt op 16 maart 2013. Verder heeft de wetgever bepaald dat de wijzigingen in elk geval van toepassing zullen zijn op betalingen in uitvoering van lopende overeenkomsten, twee jaar te rekenen vanaf 16 maart 2013. Een dergelijk overgangsregime werd destijds ook voorzien bij de inwerkingtreding van de Wet Betalingsachterstand in 2002. De wetgever wil op die manier vermijden dat overeenkomsten van onbepaalde duur of met een zeer lange duur die gesloten zijn vóór de inwerkingtreding van de wet, zouden blijven ontsnappen aan de toepassing van de nieuwe – hogere – interestvoet.

Concreet heeft het overgangsregime tot gevolg dat voor een periode van twee jaar twee verschillende interestvoeten zullen gelden, naar gelang de betaling wordt gevorderd in uitvoering van :

  • het weze een overeenkomst gesloten vóór 16 maart 2013 en niet vernieuwd of verlengd na 16 maart 2013, 
  • dan wel een overeenkomst gesloten, vernieuwd of verlengd vanaf 16 maart 2013.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de toepasselijke rentevoeten sinds 2002:

Gelet op het feit dat de wet terugwerkt tot 16 maart 2013, werd een nieuwe interestvoet vastgelegd voor 2013. Ook voor het tweede semester van 2014 en het eerste semester van 2015 zal een dubbele interestvoet moeten bepaald worden. Vanaf het tweede semester van 2015 zal er opnieuw slechts één interestvoet gelden.