In een arrest van 5 juni 2014 (C-557/12) oordeelde het Hof van Justitie dat karteldeelnemers aansprakelijk kunnen zijn voor hogere prijzen die werden aangerekend door concurrenten die niet aan het kartel hebben deelgenomen. Dat kan het geval zijn wanneer het kartel het voor andere marktdeelnemers mogelijk maakt om niet-marktconforme prijzen te hanteren, en deze mogelijkheid voorzienbaar was. Afnemers die prijsverhogingen moeten slikken als gevolg van dergelijke "umbrella pricing" kunnen de karteldeelnemers daarvoor aanspreken.
Het Hof moest zich voor het eerst uitspreken over de vraag of schadevergoedingen wegens umbrella pricing mogelijk zijn. "Umbrella pricing" of "prijsafscherming" houdt in dat een onderneming die geen deel uitmaakt van het kartel, als gevolg van het kartel een hogere prijs aanrekent dan zij onder normale concurrentievoorwaarden zou kunnen doen. Kunnen afnemers van deze onderneming een vergoeding vorderen van de karteldeelnemers voor schade die de afnemers hebben geleden als gevolg van de hogere prijs? In bepaalde lidstaten (waaronder Oostenrijk) was een dergelijke vordering uitgesloten bij gebrek aan een "adequaat causaal verband".
Het Hof erkent dat, bij gebreke aan een Europese regeling ter zake, elke lidstaat zelf de regels vaststelt inzake het recht om schadevergoeding te vorderen, met inbegrip van de regels met betrekking tot het causaal verband. Deze regels mogen er echter niet toe leiden dat afbreuk wordt gedaan aan de volle werking van het mededingingsrecht, die vereist dat eenieder het recht heeft om vergoeding te vorderen voor schade berokkend door een overeenkomst die de mededinging kan beperken of vervalsen.
Volgens het Hof is umbrella pricing één van de mogelijke en voorzienbare gevolgen van een kartel. Wanneer aan bepaalde marktvoorwaarden is voldaan, kan immers niet worden uitgesloten dat een concurrent van de karteldeelnemers ervoor kiest om hogere prijzen aan te rekenen dan zonder het kartel het geval zou zijn geweest. Deze beslissing, hoewel louter zelfstandig genomen, is aldus gebaseerd op een door het kartel vervalste marktprijs, die dus in strijd is met de mededingingsregels.
Bijgevolg moet de benadeelde van umbrella pricing een schadevergoeding kunnen vorderen van karteldeelnemers wanneer vaststaat dat (1) dit kartel, in de concrete omstandigheden van de zaak en met name gelet op de specifieke kenmerken van de betrokken markt, kon leiden tot umbrella pricing door autonoom optredende derden, en (2) de karteldeelnemers hiervan niet onwetend konden zijn. Een nationale regeling die op categorische wijze het recht uitsluit om in dergelijke situatie schade te vorderen doet volgens het Hof dan ook afbreuk aan de volle werking van artikel 101 VWEU.
Het arrest kan leiden tot een verdere versterking van de private handhaving van het mededingingsrecht. Hoewel nu vaststaat dat schade die voortvloeit uit umbrella pricing in aanmerking moet kunnen komen voor vergoeding, betekent dat nog niet dat karteldeelnemers automatisch aansprakelijk zijn voor alle prijsverhogingen die in een gekarteliseerde markt werden doorgevoerd. In het bijzonder zal moeten worden aangetoond dat het kartel de oorzaak was van de prijsverhoging en dat deze voorzienbaar was.