Kwartaalupdate successieplanning – Q2

Een goede successieplanning brengt gemoedsrust. De wetgeving, rechtspraak en administratieve standpunten zijn evenwel voortdurend in beweging. U doet er dan ook goed aan om geregeld na te gaan of uw successieplanning nog up-to-date is. 

Ieder kwartaal zetten wij de belangrijkste ontwikkelingen voor onze praktijk van de afgelopen drie maanden op een rij of diepen wij een actueel thema uit. 

In deze kwartaalupdate vindt u een terugblik op het tweede kwartaal van 2024:

  • De eerste rulings onder de verstrengde kaaimantaks zijn gepubliceerd. Waar de eerste ruling (nr. 2024.0064) nog louter de definities toepast, bevatten twee recent gepubliceerde rulings (nrs. 2024.0113 en 2024.0203) alvast een welgekomen bevestiging. De rulingcommissie bevestigt dat een gereglementeerd fonds dat niet als een “juridische constructie” of een “tussenconstructie” kwalificeert wel degelijk “de keten doorbreekt” en dat er aldus geen analyse van de onderliggende investeringen van dat fonds moet gebeuren om te beoordelen of de kaaimantaks al dan niet van toepassing is (zie hierover meer in onze eerdere bijdrage).
     
  • In een vonnis van 9 april 2024 heeft de rechtbank van eerste aanleg te Gent geoordeeld dat de vererving van aandelen in een advocatenvennootschap in aanmerking komt voor het gunstregime voor familiale vennootschappen in de Vlaamse erfbelasting. De erflater was advocaat en leverde via zijn advocatenvennootschap diensten aan een advocatenassociatie. De advocatenvennootschap was ook aandeelhouder en (onbezoldigd) bestuurder van de advocatenassociatie. In het kader van de aangifte van nalatenschap werd door de erfgenamen voor de aandelen in de advocatenvennootschap toepassing gevraagd van het verlaagd tarief in de erfbelasting voor familiale vennootschappen, maar de Vlaamse Belastingdienst weigerde dit omdat het zou gaan om een managementvennootschap. De rechtbank bevestigt echter dat de advocatenvennootschap wel degelijk een economische activiteit heeft en kwalificeert als een “familiale vennootschap”, zodat de aandelen vererfd konden worden met toepassing van het verlaagd tarief van 3%. Het feit dat de advocatenvennootschap haar prestaties niet rechtstreeks factureert aan de cliënten (maar via de advocatenassociatie) en niet over een eigen kantoor, secretariaat, en dergelijke beschikt, doet daaraan geen afbreuk. De Vlaamse Belastingdienst geeft op zijn website alvast te kennen geen beroep te zullen aantekenen tegen dit vonnis, dat dus definitief is en een welgekomen bevestiging is voor vennootschappen die diensten leveren aan een andere vennootschap waarin zij ook bestuurder zijn.
     
  • Recent werd ook een belangrijk arrest gepubliceerd van het Hof van Beroep te Luik met betrekking tot het  gunstregime voor familiale vennootschappen in het Waals Gewest. Opdat dit Waalse gunstregime toepassing zou vinden, dient (zoals in het Vlaams Gewest) onder andere voldaan te zijn aan een activiteitsvoorwaarde. Daar waar een “passieve” holding in het Vlaams Gewest wel in aanmerking komt indien zij minstens één kwalificerende participatie in een operationele dochter aanhoudt, is de Waalse administratie van oordeel dat de holding én de dochtervennootschappen ieder afzonderlijk een economische activiteit moeten hebben. Zuiver passieve holdingvennootschappen komen aldus niet in aanmerking, ongeacht of de holding al dan niet participeert in een operationele dochter. Het Hof van Beroep fluit de Waalse administratie terug en bevestigt dat de economische activiteit op geconsolideerde basis moet worden beoordeeld, zodat ook passieve holdings in aanmerking kunnen komen voor het Waalse gunstregime. Het Waals Gewest heeft cassatieberoep aangetekend tegen dit arrest.
     
  • Er werden opnieuw een aantal positieve rulings over de “bierroute” afgeleverd (nrs. 23050, 24004, 24005, 24010, 24011, 24014 en 24018 ; zie hierover meer in onze eerdere bijdrage en eerste kwartaalupdate). Ruling nr. 24014 verdient een aparte vermelding omwille van de atypische feiten die eraan ten grondslag liggen. De ouders doen hier immers geen inbreng van aandelen in een maatschap, maar van de tegenwaarde van private equity-investeringen (in private privaks). De aandelen die worden gecreëerd naar aanleiding van de inbreng worden (grotendeels) rechtstreeks aan de kinderen uitgegeven. Omwille van reglementaire redenen eigen aan de private privak, brengen de ouders slechts de actuele tegenwaarde in en niet de investeringen zelf. Ingevolge deze inbreng ontstaat er een (rentedragende) vordering van de maatschap op de ouders, die zal worden terugbetaald indien en voor zover er uitkeringen uit de private privaks komen (waar geen capital calls meer tegenover staan). Vlabel aanvaardt deze techniek, met dien verstande dat (net zoals in eerdere rulings) voorbehoud gemaakt wordt voor de rechtsgeldigheid van de onrechtstreekse schenking. Op de vraag of het eventueel nog openstaande gedeelte van de vordering bij overlijden van de ouders zou kwalificeren als schuld van de nalatenschap, antwoordt Vlabel evenwel negatief.

Ons team volgt de evoluties op het vlak van successieplanning op de voet en begeleidt u graag bij het uitwerken van een successieplanning op maat.