Op 20 juli 2015 verstreek de deadline voor de Belgische wetgever om Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013 (de "Jaarrekeningrichtlijn") om te zetten in het Belgische recht. De ministerraad keurde op 19 juni een voorontwerp van wet en een ontwerp van koninklijk besluit goed, die momenteel wachten op advies van de Raad van State. De algemene verwachting is dat, eens het nieuwe wettelijke regime van toepassing is, meer vennootschappen als KMO's zullen worden beschouwd. Dat heeft zowel in het vennootschapsrecht, als in het fiscaal recht een aantal belangrijke gevolgen.
Achtergrond
De Jaarrekeningrichtlijn, die de Vierde en Zevende Richtlijn vervangt en zo de nieuwe basis van het jaarrekeningrecht vormt, maakt deel uit van de "Europa 2020-strategie". Deze strategie heeft onder meer tot doel het ondernemingsklimaat voor KMO's te verbeteren en hun internationalisering te bevorderen. In uitvoering daarvan stelt de Jaarrekeningrichtlijn het "Think Small First"-principe voorop. Dat principe zou moeten leiden tot een verlichting van administratieve lasten en een vereenvoudiging van financiële rapporteringsverplichtingen, in het bijzonder voor KMO's. De achterliggende gedachte daarbij is dat de administratieve lasten voor ondernemingen in verhouding moeten staan tot hun omvang.
Het voorontwerp van wet en het ontwerp van koninklijk besluit liggen nog voor advies bij de Raad van State, zodat het nog niet bekend is hoe de Jaarrekeningrichtlijn concreet zal worden omgezet. Toch kunnen we ons vandaag al een beeld vormen van de voornaamste wijzigingen op basis van de Jaarrekeningrichtlijn, de voorstellen tot wetswijzigingen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen ("CBN") en een advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven ("CRB").
Verhoging drempels "kleine vennootschap"
Een eerste grote verandering op vennootschapsrechtelijk vlak betreft de wijziging van artikel 15, §1 van het Wetboek van vennootschappen ("W.Venn."). Het huidige artikel 15 W.Venn. bepaalt dat elke vennootschap die minstens twee van de volgende drempelwaarden overschrijdt, kwalificeert als een "grote vennootschap" en dus buiten de KMO-definitie valt: (i) 50 personeelsleden, (ii) 7,3 miljoen euro jaaromzet, en (iii) 3,65 miljoen euro balanstotaal. Bovendien kan een vennootschap met meer dan 100 personeelsleden momenteel niet onder de KMO-definitie vallen, zelfs als haar jaaromzet en balanstotaal onder deze drempels liggen.
De Jaarrekeningrichtlijn verhoogt voor kleine vennootschappen de drempels, tot 8 miljoen euro voor de jaaromzet en tot 4 miljoen euro voor het balanstotaal. De Europese wetgever biedt de Lidstaten de mogelijkheid om voor jaaromzet en balanstotaal de drempels nog verder te verhogen tot maximaal 12 miljoen euro (jaaromzet) en 6 miljoen euro (balanstotaal).
De CRB stelt voor om, ter omzetting van de richtlijn, de Belgische drempelwaarden op te trekken naar 9 miljoen euro jaaromzet en 4,5 miljoen euro balanstotaal.
De drempel met betrekking tot het aantal personeelsleden (50) zal ongewijzigd blijven, maar de uitsluiting uit de KMO-definitie van vennootschappen met meer dan 100 personeelsleden is niet in overeenstemming met de Jaarrekeningrichtlijn en zal moeten worden geschrapt uit artikel 15 W.Venn.
Berekening drempels niet langer op geconsolideerde basis voor verbonden vennootschappen
Een tweede belangrijke wijziging van de Jaarrekeningrichtlijn maakt dat verbonden vennootschappen hun criteria niet langer op geconsolideerde basis kunnen berekenen, tenzij het gaat om moedervennootschappen of tenzij de verbonden vennootschappen zijn opgericht met als enig doel aan bepaalde verslaggevingsplichten voor grote(re) vennootschappen te ontsnappen.
De impact van deze bepaling is niet te onderschatten. Onder de huidige wetgeving kan een verbonden vennootschap slechts een kleine vennootschap zijn wanneer zij op geconsolideerde basis voldoet aan art. 15 § 1 W.Venn. Na de omzetting van de Jaarrekeningrichtlijn zullen alle vennootschappen die op individuele basis voldoen aan art. 15 § 1 W.Venn. als KMO worden gekwalificeerd, waardoor het aantal KMO's ongetwijfeld sterk zal stijgen.
Het valt te verwachten dat de (fiscale) wetgever op dit punt zal ingrijpen om te vermijden dat verbonden vennootschappen die behoren tot een groep waarvan de economische macht die van een KMO te boven gaat, toch zouden kunnen genieten van het fiscaal gunstige KMO-statuut.
Van "kleine groep" naar "groep van beperkte omvang"
Onder de huidige wetgeving hoeft een vennootschap geen geconsolideerde jaarrekening en geen geconsolideerd jaarverslag op te stellen wanneer ze deel uitmaakt van een "kleine groep". Een groep wordt momenteel als "klein" beschouwd indien ze niet meer dan één van de drempelwaarden van art. 16 W.Venn. overschrijdt: (i) 250 personeelsleden, (ii) 29,2 miljoen euro jaaromzet, en (iii) 14,6 miljoen euro balanstotaal.
De Jaarrekeningrichtlijn verlaagt de drempelwaarden voor kleine groepen tot 50 personeelsleden, een jaaromzet van 8 miljoen (maximaal 12 miljoen euro), en een balanstotaal van 4 miljoen (maximaal 6 miljoen euro). De CRB stelt dan ook voor om bij omzetting van de richtlijn het begrip "kleine groep" uit art. 16 te schrappen en te vervangen door het begrip "groep van beperkte omvang".
De CRB stelt voor om de drempelwaarden van een "groep van beperkte omvang" vast te leggen op (i) 250 personeelsleden, (ii) 34 miljoen euro jaaromzet, en (iii) 17 miljoen euro balanstotaal.
Invoering van de categorie "microvennootschappen"
De richtlijn biedt lidstaten de optie om een bijkomende categorie van kleine vennootschappen in te voeren. Deze categorie van "microvennootschappen" zou een subcategorie van de kleine vennootschappen kunnen worden. Microvennootschappen zijn vennootschappen die op de balansdatum de drempelwaarden voor ten minste twee van de volgende drie criteria niet overschrijden: (i) een balanstotaal van 350.000 euro, (ii) een netto-omzet van 700.000 euro, en (iii) een gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar van 10 personeelsleden.
Microvennootschappen moeten – net als kleine vennootschappen – een jaarrekening opstellen met balans en resultatenrekening, maar zullen daarbij een beperkter aantal toelichtingen moeten geven. Bovendien hoeven zowel microvennootschappen als kleine vennootschappen niet langer een sociale balans op te stellen. De CRB preciseert echter dat dochtervennootschappen die deel uitmaken van een groep worden uitgesloten van de definitie van microvennootschap.
Vennootschapsrechtelijke gevolgen
Het KMO-statuut vormt een belangrijk aanknopingspunt voor de toepassing van bepaalde vennootschapsrechtelijke uitzonderingsregimes. Zo kunnen KMO's hun jaarrekening opstellen volgens een verkort schema (art. 93 W.Venn.), moeten ze geen jaarverslag opmaken (art. 94 W.Venn.) en zijn ze niet verplicht een commissaris aan te stellen (art. 141, 2° W.Venn.).
Als gevolg van deze wetswijzigingen zullen ongetwijfeld meer vennootschappen aan de definitie van KMO voldoen. Zonder ingrijpen van de Belgische wetgever zullen dus meer vennootschappen van deze uitzonderingen gebruik kunnen maken.
Fiscaalrechtelijke gevolgen
De omzetting van de Jaarrekeningrichtlijn heeft principieel ook een impact op het fiscaal recht. De fiscaalrechtelijke voordelen die de Belgische wetgever toekent aan KMO's zijn namelijk geënt op de vennootschapsrechtelijke definitie in artikel 15 W.Venn. KMO's genieten onder meer van soepelere afschrijvingsmogelijkheden, een hogere aftrek voor risicokapitaal, een vrijstelling van de taxatie van 0,412% op meerwaarden op aandelen en een vrijstelling van de fairness tax. Bovendien heeft de KMO-definitie ook een impact op de aandeelhoudersfiscaliteit. Zo kunnen enkel KMO's de zogenaamde liquidatiereserve aanleggen (cf. Eubelius Spotlights juni 2015) en geldt het VVPR-bis regime enkel voor inbrengen gedaan in een KMO.
Het is zonder meer duidelijk dat het aantal KMO's na de wijziging van art. 15 W.Venn. sterk zal toenemen en dit zowel door de verhoging van de drempels, als door de afschaffing van de consolidatieverplichting. Dit betekent evenwel niet dat voormelde fiscale voordelen ook onverkort van toepassing zullen worden op al deze "nieuwe" KMO's. Naar verluidt zouden de fiscaalrechtelijke voordelen niet worden uitgebreid tot de vennootschappen die, op geconsolideerde basis niet als KMO kwalificeren, maar onder de nieuwe regels aan deze consolidatieverplichting zouden ontsnappen.
Conclusie
De Belgische uitwerking liet even op zich wachten, maar de omzetting van de Jaarrekeningrichtlijn in het Belgische recht staat voor de deur. Het blijft voorlopig afwachten wat deze omzetting in concreto zal brengen, maar de grootste veranderingen zijn min of meer voorspelbaar: het aantal KMO's zal toenemen en de administratieve lasten voor de huidige en de toekomstige KMO's zullen verminderen. Daarbij lijkt het de intentie van de (fiscale) wetgever om de aanpassing van de KMO-definitie fiscaal zoveel als mogelijk neutraal te laten verlopen, waarbij de fiscale gunstmaatregelen gekoppeld aan het KMO-statuut niet onverkort zullen worden toegekend aan alle "nieuwe" KMO's.