Het Belgisch mededingingsrecht werd op belangrijke punten hervormd door de wet van 28 februari 2022. De wet is enerzijds een omzetting in het Belgische recht van de ECN+-richtlijn. Anderzijds voert de wet een zogenaamde filing fee in voor concentratiemeldingen.
De zogenaamde "ECN+-richtlijn” (EU-richtlijn 2019/1) reikt de mededingingsautoriteiten van de verschillende lidstaten (“NMA's”) bijkomende instrumenten aan om de mededingingsregels effectiever toe te passen en de goede werking van de interne markt te waarborgen. De richtlijn heeft tot doel het werk van de NMA's te vergemakkelijken door bepaalde lacunes in het handhavingssysteem op te vullen. Zo voorziet de ECN+-richtlijn in een gemeenschappelijk "instrumentarium" voor de verschillende NMA's, waaronder ruimere onderzoeks- en sanctiebevoegdheden, worden nationale clementieregelingen versterkt en worden bijkomende garanties ingebouwd voor de onafhankelijkheid van de verschillende NMA’s.
Op Belgisch niveau heeft de periode van lopende zaken in 2019 en 2020, alsook de ministeriële wil om de Belgische Mededingingsautoriteit (“BMA”) te herfinancieren, ertoe geleid dat de omzettingstermijn van 4 februari 2021 uiteindelijk niet werd gehaald. Door de dreiging van een inbreukprocedure door de Europese Commissie volgde het wetsontwerp uiteindelijk de parlementaire spoedprocedure.
De wet, die op 28 februari 2022 werd aangenomen, wijzigt de boeken I en IV van het Wetboek Economisch Recht (“WER”). De wet houdt ingrijpende wijzigingen in, met name voor de huiszoekingsbevoegdheden van het auditoraat van de BMA, de toepassingsmodaliteiten van de clementieprocedure en de sancties op inbreuken. De wet verleent ook nieuwe bevoegdheden aan het Marktenhof en aan de FOD Financiën in het kader van de versterkte samenwerking tussen de nationale mededingingsautoriteiten. Voorts wordt het strafwetboek aangevuld, waardoor het mogelijk wordt ook strafrechtelijke immuniteit te verlenen aan personen die hebben deelgenomen aan een inbreuk op de mededingingswetgeving en die bij de BMA om immuniteit hebben verzocht.
De regering wenste echter verder te gaan dan de loutere omzetting van de ECN+-richtlijn, wat heeft geleid tot een reeks aanvullende bepalingen die niet zonder praktisch belang zijn. Zo voorziet de wet, naast een aantal aanpassingen van het procedurele kader voor mededingingszaken, ook in de betaling van een forfaitaire aanmeldingsvergoeding (“filing fee”) door de aanmeldende partijen, ten belope van 17.450 euro voor een concentratie die onder een vereenvoudigde procedure valt, of van 52.350 euro voor andere concentraties. Vergelijkbare forfaitaire vergoedingsmechanismen bestaan reeds in andere Europese lidstaten (Nederland, Italië, Denemarken), maar ook in de Verenigde Staten en Zwitserland. De door de wetgever uiteindelijk vastgestelde bedragen, die forfaitair worden bepaald en niet noodzakelijk in verhouding staan tot bijvoorbeeld de waarde van de beoogde transactie, hebben aanleiding gegeven tot enige kritiek. Zo wees de Raad van State met name op de onmogelijkheid om na te gaan "of er een billijke verhouding bestaat" tussen de kostprijs van de door de BMA aan de aanmeldende onderneming verleende dienst en de van deze laatste gevraagde bijdrage, die "vrij aanzienlijk" is. De regering is van plan de voorwaarden van de betrokken vergoeding vast te stellen bij een koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 augustus 2013 betreffende de aanmelding van concentraties van ondernemingen. De vergoeding zal naar verwachting reeds verschuldigd zijn voor alle formele aanmeldingen die plaatsvinden na de inwerkingtreding van de wet op 17 maart 2022.