Vanaf 1 januari 2016 zijn vennootschappen die optreden als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar van vennootschappen verplicht btw-plichtig. De huidige keuzemogelijkheid wordt daarmee opgeheven. Voor natuurlijke personen wijzigt de regeling niet en zij blijven niet-belastingplichtigen.
Momenteel beschikken vennootschappen die een functie uitoefenen als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar van vennootschappen over een keuzemogelijkheid om de vergoedingen die zij verkrijgen voor hun prestaties al dan niet aan de toepassing van de btw te onderwerpen. De btw-administratie had recent beslist deze keuzemogelijkheid met ingang van 1 januari 2015 in te trekken (beslissing 20 november 2014). Bijgevolg zouden deze vennootschappen vanaf die datum aan alle btw-verplichtingen moeten voldoen (aanvragen btw-identificatienummer, indienen van periodieke btw-aangiftes, opstellen van facturen, …), en zouden zij alle handelingen die zij als dusdanig verrichten aan de belasting moeten onderwerpen. Door praktische problemen (korte tijdsspanne), en interpretatieproblemen die in de praktijk gerezen zijn, heeft de administratie beslist de inwerkingtreding uit te stellen tot 1 januari 2016 (beslissing 12 december 2014). Voor natuurlijke personen wijzigt de regeling niet. Voor hun prestaties als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar blijven zij niet-btw-plichtig.
De opheffing van de keuzemogelijkheid heeft als voornaamste gevolg dat de "bestuurde" vennootschap een bijkomende kost oploopt indien zij een onderneming voert die geen of slechts een gedeeltelijk recht op aftrek van btw verleent, zoals vastgoedvennootschappen, holdings, verzekeringsinstellingen, banken, ziekenhuizen, rusthuizen en (andere) ondernemingen uit de non-profit sector. Zij zullen in de toekomst btw moeten betalen aan de vennootschappen die hen besturen (tenzij er een andere vrijstelling van toepassing zou zijn, bijvoorbeeld voor statutaire bestuurders van fondsen) maar deze btw niet of slechts gedeeltelijk kunnen aftrekken. Het is aangewezen om in de loop van 2015 de impact van de opheffing van de keuzemogelijkheid te onderzoeken, en dit best voor 1 januari 2016.