In de regel is de Staat alleen aansprakelijk voor een foutieve rechterlijke beslissing als deze door een in kracht van gewijsde gegane beslissing is ingetrokken, gewijzigd, vernietigd of herroepen, wegens schending van een gevestigde rechtsnorm. Dit principe werd onlangs door het Grondwettelijk Hof in een arrest van 30 juni 2014 (nr. 99/2014) verfijnd met betrekking tot fouten van een rechtscollege dat in laatste aanleg uitspraak heeft gedaan.
Een grondwetconforme interpretatie van artikel 1382 BW brengt volgens het Grondwettelijk Hof mee dat de Staat toch aansprakelijk kan worden gesteld wegens een fout van een rechtscollege dat in laatste aanleg uitspraak heeft gedaan, ook al is die beslissing niet ingetrokken, herroepen, gewijzigd of vernietigd. Vereist is dan wel dat de fout bestaat uit een voldoende gekwalificeerde schending van de toepasselijke rechtsregels en dat de beschikbare rechtsmiddelen niet toelaten om de vernietiging van de betwiste beslissing te verkrijgen.
Het arrest werd gewezen naar aanleiding van een prejudiciële vraag in een geding waarin een gemeente een aansprakelijkheidsvordering had ingesteld tegen de Belgische Staat op grond van vermeende fouten van de Raad van State. In casu was het voor de gemeente niet mogelijk om door de uitoefening van de beschikbare rechtsmiddelen de vernietiging van het arrest van de Raad van State te bekomen.
Opmerkelijk is dat het Grondwettelijk Hof gebruik maakt van het begrip "voldoende gekwalificeerde schending", dat is ontleend aan rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Eerder had het Hof van Cassatie geen ruimte gelaten voor dit begrip in het kader van buitencontractuele overheidsaansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een bestuurshandeling die in strijd was met het recht van de Europese Unie.