Op 10 juli 2024 is het Verzameldecreet Omgeving (voluit het decreet van 17 mei 2024 houdende diverse bepalingen over omgeving, leefmilieu en natuur en ruimtelijke ordening) gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Zoals de naam aangeeft, verzamelt het Verzameldecreet Omgeving een grote verscheidenheid aan wijzigingen in het omgevingsrecht. Eén van die wijzigingen is de invoering van de “planologische compensatieplicht” bij ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s).
Volgens de planologische compensatieplicht moeten RUP’s die bijkomende harde bestemmingen voorzien op plaatsen waar tot dan toe een open ruimtebestemming of groene bestemming gold, tegelijkertijd een even grote oppervlakte omzetten in zachte bestemmingen. Daarbij zijn de harde bestemmingen wonen, bedrijvigheid, recreatie en gemeenschaps- of nutsvoorzieningen. De zachte bestemmingen bestaan dan weer uit landbouw, bos, overig groen, reservaat en natuur. Door de creatie van de eerste groep bestemmingen te compenseren met de creatie van de tweede groep wil de decreetgever bijkomend ruimtebeslag vermijden. De compensatie vindt dan ook plaats op gronden die weliswaar een harde bestemming hebben, maar waarvan de ontwikkeling niet langer wenselijk is. Deze gronden zijn bijvoorbeeld overtollig of slecht gelegen.
Nochtans hangt de uitvoering van de compensatie niet samen met de nieuwe harde bestemming. Zo kan een herbestemming van een zachte bestemming naar woongebied gecompenseerd worden met een herbestemming van recreatiegebied naar open ruimte. Overigens moet het recreatiegebied dan niet aansluiten op het nieuwe woongebied. Het kan gaan om verschillende locaties op het grondgebied van de plannende overheid.
Merk op dat voor de aanduiding van een gebied met de gebiedscategorie “lijninfrastructuur” geen compensatieverplichting geldt. Ook als de nieuwe compensatieplicht samenvalt met de compensatie gevraagd bij herbestemming van herbevestigd agrarisch gebied (HAG), is geen (dubbele) compensatie nodig. Daarentegen blijven de natuur- en boscompensatieplicht gelden.
Het Verzameldecreet Omgeving voorziet niettemin in enkele nuances op voormelde compensatieplicht.
Zo bevat de nieuwe regeling drie principiële uitzonderingen op de verplichting. Zo moet geen compensatie plaatsvinden wanneer (i) het RUP slechts een beperkte oppervlakte zal verharden, (ii) de plannende overheid niet over voldoende mogelijkheden beschikt om bebouwbare bestemmingen te schrappen, noch over voldoende kansen tot rendementsverhoging in reeds ingenomen ruimte, terwijl er een aantoonbare ruimtevraag is, of (iii) het RUP het feitelijk ruimtegebruik zone-eigen wenst te maken.
Daarnaast zijn er drie gevallen waarin wordt geacht aan de vergunningsplicht te zijn voldaan, ook al voldoet het betrokken plan strikt genomen niet aan de voorwaarden van gelijktijdigheid en gelijke oppervlakte. Het gaat om de situaties waarin (i) er een ander planproces loopt waarin een harde bestemming wordt omgezet naar een zachte bestemming, (ii) er “recent” een ander RUP is aangenomen waarin een harde bestemming wordt omgezet naar een zachte bestemming, of (iii) er een herverkaveling uit kracht van wet met planologische ruil toepassing vindt. Zo kan het dat een lokaal bestuur in het recente verleden inspanningen heeft gedaan voor herbestemmingen naar open ruimte, terwijl ze geen enkele nieuwe bebouwbare bestemming heeft aangeduid. Als later toch een nood aan nieuwe bebouwbare bestemming blijkt, dan kan de recente schrapping van een harde bestemming beschouwd worden als voldoende compensatie in het kader van het nieuwe planinitiatief.
De Vlaamse Strategische Adviesraad (SARO) merkte in het verleden op dat deze nuances op de vergunningsplicht vaag zijn gedefinieerd. Samen met de VVSG stelt deze adviesraad zich vragen bij de praktische uitwerking van de nieuwe compensatieplicht. Ten gevolge van deze adviezen werd de Vlaamse Regering gemachtigd om verdere uitvoeringsregels te bepalen. Het komt ons voor dat de Vlaamse Regering nadere uitvoeringsregels zou kunnen bepalen met betrekking tot een planologische compensatie buiten het grondgebied van de plannende overheid. Hoewel in de memorie van toelichting bij het Verzameldecreet wordt gesteld dat de compensatieplicht in principe rust op de plannende overheid zelf, kan de plicht immers uitzonderlijk via intergemeentelijke of interbestuurlijke afspraken worden ingevuld. In dat geval dienen de nodige garanties op de effectieve compensatie aanwezig te zijn.
De planologische compensatieplicht is van toepassing op alle RUP’s waarvoor de plannende overheid een startnota heeft goedgekeurd na 20 juli 2024. Voor al deze RUP’s moet de toelichting aangeven op welke manier de compensatie gebeurt, of waarom de compensatie niet verplicht is.