Vooruitgang in de omzetting van de richtlijn betreffende de afwikkeling van kredietinstellingen naar Belgisch recht

Spotlight
15 december 2015

Op 13 november 2015 heeft de Ministerraad twee ontwerpen van koninklijk besluit goedgekeurd die de omzetting vervolledigen van de richtlijn 2014/59 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen ("BRRD"), en deze verzonden naar de Raad van State voor advies.

Deze besluiten voegen in de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen ("bankenwet") de principes van de "bail-in" in, alsook de bepalingen met betrekking tot groepsherstel en –afwikkeling.

Het kader

De bankenwet omvat de omzetting naar Belgisch recht van het merendeel van de Europese bepalingen betreffende het prudentiële bankenstelsel die volgden uit de CRD IV. De BRRD was op dat ogenblik nog niet aangenomen. Deze werd aangenomen op 15 mei 2014.

De Belgische wet had twee belangrijke aspecten van de BRRD niet kunnen omzetten: het mechanisme van de interne inbreng ("bail-in") en de afwikkeling in het kader van een groep. Deze elementen zullen weldra omgezet worden door koninklijke besluiten aangenomen krachtens artikel 387 van de bankenwet en door wettelijke bepalingen in een wet houdende diverse financiële bepalingen die thans in ontwerp voorligt in de Kamer (ontwerp van 17 november 2015, Parl. St. 54-1459/001). Deze bepalingen zullen wellicht in de nabije toekomst worden aangenomen en zouden in werking moeten treden op 1 januari 2016.

Groepsafwikkeling

Het wetsontwerp houdende diverse financiële bepalingen wijzigt onder meer artikel 229 van de bankenwet ten einde de mogelijkheid af te schaffen om een kredietinstelling vrij te stellen van een afwikkelingsplan, behalve voor bepaalde instellingen die behoren tot een federatie in de zin van artikel 239 van de bankenwet. De nieuwe bepaling zal de afwikkelingautoriteit daarentegen toelaten om af te wijken van de verplichtingen inzake de inhoud van het afwikkelingsplan voor zover "een dergelijke afwijking verantwoord is in het licht van de impact die het in gebreke blijven en de vereffening van de kredietinstelling in het kader van een vereffeningsprocedure kunnen hebben op de financiële markten, op andere kredietinstellingen, op de financieringsvoorwaarden en op de economie in het algemeen" (artikel 229, nieuwe paragraaf 4, dat artikel 4.1 BRRD overneemt).

De organisatie van de afwikkeling in het kader van groepen is het voorwerp van één van de ontwerpen van koninklijk besluit. De BRRD stelt een complex samenwerkingssysteem in tussen afwikkelingsautoriteiten om, in de mate van het mogelijke, te komen tot een groepsafwikkelingsplan dat het resultaat is van een "gezamenlijk besluit van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau en de afwikkelingsautoriteiten van de dochterondernemingen" (artikel 13.4 BRRD). Gelet op het belang van de op het spel staande nationale belangen, is het niet uitgesloten dat deze ambitie in de praktijk aanleiding zal geven tot aanzienlijke moeilijkheden. Het vooraf uit de weg ruimen de obstakels voor een gezamenlijk besluit zal een belangrijke test zijn voor het Europese institutioneel kader dat, in de crisis van 2008, blijk gaf van een wezenlijk gebrek aan samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten.

Bail-in – MREL

De bepalingen met betrekking tot de bail-in zullen moeten worden geregeld door de ontwerpen van koninklijke besluiten. Deze zullen de "in aanmerking komende passiva" (passiva andere dan deze bedoeld in artikel 44, § 2, BRRD) definiëren, namelijk de schulden van de instelling die, met het eigen vermogen van deze instelling (samen de "MREL", artikel 45 BRRD), zullen kunnen worden verminderd door een beslissing van de afwikkelingsautoriteit indien deze maatregel zich opdringt (artikel 43, § 3) en deze geen ongunstigere situatie tot stand brengt voor de houders van deze passiva dan indien de afwikkelingsautoriteit de instelling overeenkomstig het gemene recht had laten falen ("no creditor worse off").

De bepalingen van de BRRD met betrekking tot het minimum eigen vermogen en de in aanmerking komende passiva ("MREL") moeten in principe van toepassing zijn vanaf 1 januari 2016 (artikel 130.1 BRRD). De afwikkelingsmaatregelen die van toepassing zullen zijn op passiva die behoren tot het MREL (vermindering en omzetting van in aanmerking komende schulden) zouden een herkapitalisatie overeenkomstig de voor een kredietinstelling toepasselijke prudentiële vereisten moeten waarborgen na de toepassing van deze afwikkelingsmaatregelen. Een ontwerp van technische reglementeringsnormen van de EBA van 3 juli 2015 (EBA/RTS/2015/05) duidt het niveau van de MREL aan dat zou worden opgelegd aan kredietinstellingen.

De wijze waarop deze vereisten zullen worden toegepast op het niveau van een groep geeft aanleiding tot complexe vragen en er zijn, op het niveau van de Europese instellingen, slechts erg beperkte aanwijzingen met betrekking tot de wijze waarop deze vereisten op geconsolideerde basis zullen worden ingevuld.