De Wet op de KMO-financiering werd recent geëvalueerd en aangepast. De Wijzigingswet komt deels tegemoet aan de vraag vanuit de kredietpraktijk om het toepassingsgebied te verduidelijken en tracht een antwoord te bieden op de pijnpunten die uit de evaluatie naar voor kwamen.
Achtergrond
Sinds de wet van 21 december 2013 op de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen (de "Wet KMO-financiering") is de financiering van KMO's onderworpen aan een afzonderlijk wettelijk kader (voor een bespreking van de belangrijkste wijzigingen van die wet, zie onze Eubelius Spotlights maart 2014). Met deze "wet Laruelle" werden KMO's beter beschermd bij het afsluiten van kredieten, met de bedoeling om op die manier de transparantie in de kredietmarkt te verhogen en de kredietverlening te vergemakkelijken.
Evaluatie en wijziging
Twee jaar na haar invoering werd de Wet KMO-financiering uitvoerig geëvalueerd. De bevindingen van die evaluatie werden samengevat in het evaluatieverslag van februari 2017. Uit deze evaluatie bleken een aantal pijnpunten, waaraan de wetgever tracht tegemoet te komen met de wijzigingswet van 21 december 2017 (de "Wijzigingswet").
Wat is een KMO?
Sinds de Wet KMO-financiering van 2013 evolueerde de wetgeving rond ondernemingen en KMO's. Zo werden de drempelwaarden om te spreken van een "KMO" verhoogd (zie Eubelius Spotlights maart 2016) en werden diverse wetten samengebracht in het Wetboek Economisch Recht. Een KMO is een onderneming – met inbegrip van de beoefenaars van vrije beroepen – die maximaal één van de volgende criteria overschrijdt:
- jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50;
- jaaromzet, exclusief btw: 9.000.000 euro; en
- balanstotaal: 4.500.000 euro.
Nieuw is dat deze criteria voortaan worden toegepast op geconsolideerde basis én dat de Wet KMO financiering niet van toepassing is van zodra één van de kredietnemers geen KMO is, wat van belang is voor groepsfinancieringen. Bovendien mag bij nieuwe vennootschappen (bijvoorbeeld SPV's of projectvennootschappen) de jaaromzet van het eerste boekjaar voortaan te goeder trouw worden geschat. Deze wijzigingen komen tegemoet aan belangrijke verzuchtingen uit de Belgische kredietpraktijk.
Wederbeleggingsvergoeding
De Wet KMO financiering voorziet in de plafonnering van de wederbeleggingsvergoeding. Dit is de vergoeding voor het verlies (de "funding loss") dat de kredietgever lijdt door de vervroegde terugbetaling van een krediet. Deze wederbeleggingsvergoeding wordt voortaan geplafonneerd op maximaal 6 maanden interest. Deze beperking was oorspronkelijk slechts van toepassing voor kredieten tot maximaal 1 miljoen euro, maar de Wijzigingswet trekt deze drempel op tot 2 miljoen euro.
De berekening van de wederbeleggingsvergoeding voor kredieten van meer dan 2 miljoen euro blijft onderworpen aan de berekeningsmodaliteiten vastgelegd in de "gedragscode", die werd opgesteld door vertegenwoordigers van zowel de werkgeversorganisaties, als de kredietsector. De Wijzigingswet bepaalt dat die berekening voortaan een maximumbedrag oplevert, waarbij een rechter ex aequo et bono een lagere vergoeding mag bepalen.
Waarborgen en zekerheden
Kredietnemers kunnen voortaan om de gehele of gedeeltelijke vrijgave van zekerheden en waarborgen vragen wanneer het krediet (deels) werd terugbetaald. Uit de evaluatie bleek hier immers een frustratie van vele ondernemers: verpande activa kunnen niet opnieuw in eerste rang worden verpand in andere financieringen, waardoor de financieringscapaciteit van ondernemingen wordt aangetast. De kredietgever kan die vrijgave weigeren, maar is dan verplicht die weigering te motiveren (bijvoorbeeld door te argumenteren dat de solvabiliteit van de onderneming in de tussentijd substantieel werd aangetast).
Indien de kredietgever waarborgen of zekerheden vraagt tot indekking van het krediet, dan moeten de belangrijkste kenmerken van deze zekerheid of waarborg en de impact ervan op de kredietaanvraag voortaan op transparante wijze en in voor de onderneming verstaanbare bewoordingen worden toegelicht.
Nieuw onrechtmatige beding
De Wijzigingswet voert een nieuw onrechtmatig beding in: clausules die de kredietgever het recht geven om eenzijdig de intresten, kosten, provisies of andere vergoedingen te wijzigen zijn voortaan onrechtmatig en bijgevolg nietig, tenzij indien dit wijzigingsrecht gebaseerd is op objectieve en specifieke criteria voorzien in de kredietovereenkomst waarbij een redelijke opzegtermijn wordt voorzien.
Informatie- en transparantieverplichting
De kredietgever is – bij wijze van gedragsregel – verplicht om het type krediet te zoeken dat het best aansluit bij (de financiële situatie van) de kredietnemer. De informatieverplichting die aan deze gedragsregel werd gekoppeld was voor interpretatie vatbaar. De Wet KMO financiering verduidelijkt nu dat de kredietgevers verplicht zijn een schriftelijke toelichting te bezorgen bij de verschillende kredietvormen die mogelijk aangepast zijn aan de onderneming. Het volstaat dus niet om informatie te bezorgen over één enkele kredietvorm, of om informatie te bezorgen die niet relevant is voor de onderneming.
Voortaan is de kredietgever bovendien verplicht om de ontwerpkredietovereenkomst reeds te bezorgen op het moment van het kredietaanbod, en niet langer op verzoek van de kredietnemer. Op hetzelfde moment dient een summier informatiedocument te worden bijgevoegd, in overeenstemming met de gedragscode.
Kredieten onder de 25.000 euro worden vrijgesteld van deze informatieverplichtingen, voor zover er geen clausule over een wederbeleggingsvergoeding is opgenomen en het krediet niet is onderworpen aan zekerheden of waarborgen.
Toepassing
De nieuwe bepalingen van de Wet KMO financiering zullen van toepassing zijn op alle kredietovereenkomsten die worden gesloten na de inwerkingtreding van de wet, op 1 maart 2018 wat betreft de informatieverplichtingen en op 8 januari 2018 voor de overige bepalingen uit de Wijzigingswet.