Tegen een arbitrale uitspraak staat in principe (tenzij contractueel anders afgesproken) geen hoger beroep open, maar wel een vernietigingsvordering.
In de gevallen waar een voorafgaande afstand van een vordering tot vernietiging van een arbitrale uitspraak naar Belgisch recht mogelijk is, moet deze afstand gebeuren door een uitdrukkelijke verklaring in de arbitrage-overeenkomst of een latere overeenkomst.
Om te bepalen of een afstand van een vordering tot vernietiging van een arbitrale uitspraak naar Belgisch recht mogelijk is, is een onderscheid te maken naargelang de afstand voor of na de arbitrale uitspraak gebeurt.
Voorafgaand aan een arbitrale uitspraak kunnen partijen niet op geldige wijze afstand doen van een vordering tot vernietiging van een arbitrale uitspraak wanneer één van hen:
- een natuurlijke persoon is met Belgische nationaliteit, dan wel met woonplaats of met gewone verblijfplaats in België, of
- een rechtspersoon (zoals een vennootschap) is met een statutaire zetel, voornaamste vestiging of bijkantoor in België (art. 1718 Gerechtelijk Wetboek).
Deze regel heeft als doel de partijen die een band hebben met België te beschermen tegen het ontnemen van de rechtsbescherming eigen aan de procedure tot vernietiging van arbitrale uitspraken.
Deze regel raakt de openbare orde.
In de twee voornoemde situaties is een voorafgaande afstand van de vernietigingsvordering bijgevolg verboden. Dit is zo ongeacht of het tussen partijen ter betwisting staande materieel recht van openbare orde is, aldus een recent cassatiearrest van 8 november 2024.
Eens een arbitrale uitspraak is geveld, kunnen partijen volgens het Belgisch recht wel in om het even welke situatie berusten in de arbitrale uitspraak en afstand doen van de vernietigingsvordering. Als het tussen partijen ter betwisting staande materieel recht evenwel de openbare orde raakt, dan zal een vernietigingsvordering toch nog mogelijk zijn ondanks de afstand ervan, aldus datzelfde cassatiearrest van 8 november 2024. Bij een afstand na een arbitrale uitspraak is het dus wél van belang of het ter discussie staand materieel recht al dan niet van openbare orde is.