Het arbeidshof te Antwerpen oordeelde recent dat het keuzerecht van de overnemer in het kader van een WCO III in strijd is met het EU-recht. Het veroordeelde de Belgische staat tot betaling van schadevergoeding aan een niet-overgenomen werknemer.
De Belgische wetgeving over gerechtelijke reorganisatie bepaalt dat de overnemer in het kader van een overdracht onder gerechtelijk gezag (zogenaamde “WCO III”) kan kiezen welke werknemer(s) hij (niet) wenst over te nemen (oud artikel 61 Wet Continuïteit Ondernemingen en artikel XX.86 Wetboek Economisch Recht).
Mevrouw Plessers stelde een procedure in nadat zij niet werd overgenomen in het kader van een WCO III-procedure. Deze zaak leidde tot een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. Het Hof oordeelde op 16 mei 2019 dat het keuzerecht in een WCO III-procedure, die wordt gevoerd met het oog op het behoud van het geheel of een gedeelte van de vervreemder of van zijn activiteiten, in strijd is met richtlijn 2001/23/EG over overgang van onderneming (zaak C-509/17).
Het arbeidshof te Antwerpen bevestigde in zijn eindarrest van 24 maart 2021 in deze zaak dat het keuzerecht in strijd is met richtlijn 2001/23/EG: deze richtlijn bepaalt immers enkel dat werknemers kunnen worden ontslagen op basis van economische, technische of organisatorische redenen, maar niet dat een overnemer zou kunnen kiezen welke werknemers hij (niet) overneemt.
Het arbeidshof veroordeelt de Belgische Staat tot betaling van een schadevergoeding aan mevrouw Plessers voor de gebrekkige omzetting van de richtlijn in het Belgisch recht. Het hof begroot de schadevergoeding niet op basis van de wettelijke opzegvergoeding, maar op basis van het verlies van een kans. Het houdt rekening met de technische, organisatorische en economische redenen die de overnemer opgaf om mevrouw Plessers niet over te nemen, en kent haar een beperkte vergoeding van 1.000 EUR toe.
Zolang de wetgever de WCO III-regels niet aanpast, stelt de Belgische Staat zich aldus bloot aan aansprakelijkheidsvorderingen. Een wetsvoorstel van 21 oktober 2020 van de heer Koen Geens beoogt de verwijzing naar de WCO III te vervangen door een verwijzing naar een “gerechtelijke reorganisatie door ordelijke vereffening van de onderneming door overdracht onder gerechtelijk gezag”, dit wil zeggen met nadruk op de vereffening, en niet op de continuïteit van de onderneming. Op die manier zou gebruik gemaakt worden van een door de richtlijn toegelaten uitzondering op het beginsel van behoud van de rechten van alle werknemers in geval van overgang van onderneming, met name in geval van een faillissement of een soortgelijke procedure met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie. Volgens onze informatie staat het wetsvoorstel echter niet langer op de agenda van de Kamercommissie. De verwachting is dat het voorstel verder zal worden behandeld in het kader van de omzetting van de richtlijn 2019/1023 (de zogenaamde herstructureringsrichtlijn) in het Belgisch recht.
Wat moet u op dit moment als (potentiële) overnemer in het kader van een WCO III-procedure onthouden?
- U doet er goed aan op basis van technische, organisatorische en economische redenen te motiveren waarom u bepaalde werknemers (niet) overneemt en deze keuze te documenteren.
- Zolang de wetgeving niet is aangepast, kan in principe enkel de Belgische Staat aansprakelijk gesteld worden voor de niet EU-conforme WCO III-regelgeving.